0 km Place Saint-Christophe (Jonfosse/Luik)
Begijnhof Saint-Christophe (1224 → midden 19e E)
Het grootste begijnhof was Saint-Christophe, dat buiten de stadsmuur lag op de toenmalige andere oever van de Avroy lag, een arm van de Maas, de huidige Boulevards Avroy en Sauvenière. Het begijnhof bezat 30 begijnenhuizen die zich uitspreidden over de straten van de nog huidige bestaande kerk Saint-Christophe. Vanaf 1170 woonde een groep religieus gestemde maagden en weduwen rond het kerkje en hospitaal van Saint-Christophe. Deze vrouwen zouden eerst op verschillende plaatsen in Luik hebben gewoond en door de priester Lambertus le Bègue (†1177) zijn samengebracht rond het kerkje. Daaruit groeide de ‘Béguinage du Saint-Christophe’ (oudste vermelding: 1241). De huidige kerk Saint-Christophe is gebouwd in 1240, 63 jaar na de dood van Lambertus le Bègue. Deze had een eigen visie op het kerkelijk geloof en werd dan ook gezien als een zogenaamde ketter. Zijn visie zou destijds zeker een impact hebben gehad op de geloofsbelijdenis van de begijnenbeweging die zijn opmars maakte vanuit Luik. De Rue Lambert le Bégue en de protestantse kerk in die straat zijn eeuwen later naar hem vernoemd.
De stadspoort- en toren ‘Porte/Tour des Bégards’ gaf toegang tot een eiland gevormd door de Avroy en de Sauvenière. In de 14e E werd dit ‘l'Île au béguines’, het begijneneiland, genoemd. In tegenstelling tot de Vlaamse begijnhoven had het begijnhof in de 15e E nog geen omheining. Pas in de 17e E werden alle conventen van Saint-Christophe omsloten door een omheining.
Aanvankelijk bestond het begijnhof Saint-Christophe uit meerdere conventen die verspreid waren in dezelfde wijk. Een lijst uit 1553, spreekt van 80 begijnen die in gegroepeerde conventen leefden op een totaal van 92. Doordat een beek en de Avroy worden gedempt, verdween het begijneneiland en droogde de grond op. Dit betekende dat het begijnhof Saint-Christophe zonder water kwam te zitten. In 1568 brandden 45 huizen af in de Rue Sur-la-Fontaine. De begijnen verlieten de conventen in de Rue Sur-la-Fontaine, de Rue Saint-Christophe, nu Rue Sint-Gilles, en verhuisden naar de Rue Neuve, in de 19e E nogmaals veranderd in Rue de Béguinage en Rue Tirebourse, genoemd naar het toenmalige hospitaal (huidig zwembad in het verlengde van de Place des Béguines). In 1623 werden de conventen ommuurd en voorzien van poorten. Een van de poorten sloot de Rue des Chapelains af. Een ander sloot de Rue de l'Aîtex, de huidige Rue Carlier, die langs het kerkhof liep, af. Dit zijn de huidige 2 toegangswegen tot de kerk Saint-Christophe. De derde moet aan de kant van de Rue Frère-Michel en de toenmalige Rue Tirebourse hebben gestaan. Tussen zonsopgang en zonsondergang werden de poorten op bevel gesloten. In 1680 werden 12 nieuwe huizen gebouwd. In de 18e E werd veel grond afgestaan aan begijntjes die daarop uniforme gebouwen mochten bouwen. Uit zorg voor verfraaiing werden de te oude huizen afgebroken, tussen 1725 en 1760 werden nog eens 15 begijnenhuizen voltooid nabij Tirebourse en Rue Frère-Michel. Het waren kleine huizen, meestal één verdieping hoog, met leien bedekte daken en een kleine voortuin. In 1776 werd het Tirebourse Hospitaal afgebroken en verder in het begijnhof heropgebouwd. Aan dezelfde kant werd een weiland gebruikt om linnen te wassen voor de kerk, het hospitaal en de begijnen. De kerk Saint-Christophe was één van de 4 middeleeuwse kerken van Luik. Dus al voor er sprake was van een begijnhof. Haar huidige uitzicht bekwam ze in de 13e E. In 1792 trokken de Fransen Luik binnen en vestigden zich in de conventen. Het begijnhof moest vervolgens stromatrassen, matrassen, lakens en dekens leveren aan het hospitaal Saint-Laurant. Hierdoor ontsnapt het begijnhof tot 1794 aan de drieste gevolgen van de Franse overheersing. De definitieve overwinning van de Fransen in 1794 betekende alsnog de ontbinding van het begijnhof. Sinds 19 mei 1794 vermeldt geen enkel document nog het bestaan van het begijnhof, ook al bleef het officieel nog tot 1865 zo genoemd. De kerk Saint-Christophe is de enige getuige die rest van het voormalige begijnhof. Het laatste begijnenconvent van Luik werd ontbonden in 1890.
Straatnaam Place des Béguines.
Het grootste begijnhof was Saint-Christophe, dat buiten de stadsmuur lag op de toenmalige andere oever van de Avroy lag, een arm van de Maas, de huidige Boulevards Avroy en Sauvenière. Het begijnhof bezat 30 begijnenhuizen die zich uitspreidden over de straten van de nog huidige bestaande kerk Saint-Christophe. Vanaf 1170 woonde een groep religieus gestemde maagden en weduwen rond het kerkje en hospitaal van Saint-Christophe. Deze vrouwen zouden eerst op verschillende plaatsen in Luik hebben gewoond en door de priester Lambertus le Bègue (†1177) zijn samengebracht rond het kerkje. Daaruit groeide de ‘Béguinage du Saint-Christophe’ (oudste vermelding: 1241). De huidige kerk Saint-Christophe is gebouwd in 1240, 63 jaar na de dood van Lambertus le Bègue. Deze had een eigen visie op het kerkelijk geloof en werd dan ook gezien als een zogenaamde ketter. Zijn visie zou destijds zeker een impact hebben gehad op de geloofsbelijdenis van de begijnenbeweging die zijn opmars maakte vanuit Luik. De Rue Lambert le Bégue en de protestantse kerk in die straat zijn eeuwen later naar hem vernoemd.
De stadspoort- en toren ‘Porte/Tour des Bégards’ gaf toegang tot een eiland gevormd door de Avroy en de Sauvenière. In de 14e E werd dit ‘l'Île au béguines’, het begijneneiland, genoemd. In tegenstelling tot de Vlaamse begijnhoven had het begijnhof in de 15e E nog geen omheining. Pas in de 17e E werden alle conventen van Saint-Christophe omsloten door een omheining.
Aanvankelijk bestond het begijnhof Saint-Christophe uit meerdere conventen die verspreid waren in dezelfde wijk. Een lijst uit 1553, spreekt van 80 begijnen die in gegroepeerde conventen leefden op een totaal van 92. Doordat een beek en de Avroy worden gedempt, verdween het begijneneiland en droogde de grond op. Dit betekende dat het begijnhof Saint-Christophe zonder water kwam te zitten. In 1568 brandden 45 huizen af in de Rue Sur-la-Fontaine. De begijnen verlieten de conventen in de Rue Sur-la-Fontaine, de Rue Saint-Christophe, nu Rue Sint-Gilles, en verhuisden naar de Rue Neuve, in de 19e E nogmaals veranderd in Rue de Béguinage en Rue Tirebourse, genoemd naar het toenmalige hospitaal (huidig zwembad in het verlengde van de Place des Béguines). In 1623 werden de conventen ommuurd en voorzien van poorten. Een van de poorten sloot de Rue des Chapelains af. Een ander sloot de Rue de l'Aîtex, de huidige Rue Carlier, die langs het kerkhof liep, af. Dit zijn de huidige 2 toegangswegen tot de kerk Saint-Christophe. De derde moet aan de kant van de Rue Frère-Michel en de toenmalige Rue Tirebourse hebben gestaan. Tussen zonsopgang en zonsondergang werden de poorten op bevel gesloten. In 1680 werden 12 nieuwe huizen gebouwd. In de 18e E werd veel grond afgestaan aan begijntjes die daarop uniforme gebouwen mochten bouwen. Uit zorg voor verfraaiing werden de te oude huizen afgebroken, tussen 1725 en 1760 werden nog eens 15 begijnenhuizen voltooid nabij Tirebourse en Rue Frère-Michel. Het waren kleine huizen, meestal één verdieping hoog, met leien bedekte daken en een kleine voortuin. In 1776 werd het Tirebourse Hospitaal afgebroken en verder in het begijnhof heropgebouwd. Aan dezelfde kant werd een weiland gebruikt om linnen te wassen voor de kerk, het hospitaal en de begijnen. De kerk Saint-Christophe was één van de 4 middeleeuwse kerken van Luik. Dus al voor er sprake was van een begijnhof. Haar huidige uitzicht bekwam ze in de 13e E. In 1792 trokken de Fransen Luik binnen en vestigden zich in de conventen. Het begijnhof moest vervolgens stromatrassen, matrassen, lakens en dekens leveren aan het hospitaal Saint-Laurant. Hierdoor ontsnapt het begijnhof tot 1794 aan de drieste gevolgen van de Franse overheersing. De definitieve overwinning van de Fransen in 1794 betekende alsnog de ontbinding van het begijnhof. Sinds 19 mei 1794 vermeldt geen enkel document nog het bestaan van het begijnhof, ook al bleef het officieel nog tot 1865 zo genoemd. De kerk Saint-Christophe is de enige getuige die rest van het voormalige begijnhof. Het laatste begijnenconvent van Luik werd ontbonden in 1890.
Straatnaam Place des Béguines.
ROUTE: Place St. Christophe; ← langs de voormalige begijnhofkerk Saint-Christophe; → op einde = Rue Sur-la-Fontaine [vroegere toegangspoort tot begijnhof]; ← Rue Frère-Michel; ← op verspringend kruispunt met grote ronde appartementsblok = Rue Lambert le Bégue; ← op einde Place des Béguines; → op einde = Rue Saint-Gilles; → op Y-splitsing = met éénrichtingsverkeer mee; ← op einde; → bij verkeerslichten = onder brug door; ! → op fietspad onder autowegbrug; → op rotonde = fietspad langs weg onder autoweg door; ! ← na brug = fietspad langs oprit autoweg; ! → op rotonde = asfaltpad recht naar beneden; ↑ op kasseienstraat; ← op einde = kasseienstraat bergaf; → op einde op voorrangsweg; → na 30 m op afslag = richting Saint-Laurant; ! ↑ kasseienstraat oversteken = Rue du Général Bertrand;
3 km Sainte-Magherite (Luik)
ROUTE: → op het einde bij speelpleintje [op de plaats van de pastorij net voor het speeltuintje bevond zich vroeger het begijnhof van Sainte-Magherite; → ! na 100 m; ! na 10 m kasseienstraat steil bergop = Rue Publémont; ! ← op kruispunt met asfaltstraat = Rue Mont-Saint-Maertens (Martin) [het van de straat gelegen huis met bizar bakstenen toren langs de poort op nummer 25-29 was de plaats van het voormalige begijnhof Saint-Martin, op nummer 11 lag ergens het voormalig begijnhof Saint-Jacques]; ! → voor kerk Saint-Croix = kasseienstraatje bergaf; ← op rotonde bij operagebouw;
|
5 km Luik
In de middeleeuwen was de stad Luik een belangrijk centrum van politieke, religieuze en economische activiteit. Als prinsbisdom en een van de belangrijkste steden van het Heilige Roomse Rijk speelde Luik een prominente rol in Europa.
Religieus gezien was Luik het centrum van het prinsbisdom Luik, waar de prins-bisschop de religieuze en wereldlijke autoriteit uitoefende. De stad had een aantal prachtige kathedralen en kerken, waaronder de Sint-Lambertuskathedraal, die het symbool van de stad was. In de middeleeuwen werd de stad ook wel "het Rome van het Noorden" genoemd vanwege de vele religieuze gebouwen. De kathedraal werd verwoest tijdens de Franse Revolutie. Op de Place Saint-Lambert zijn de grondvesten van de kathedraal in het stratenpatroon opgenomen. Aan de noordkant van het plein bevindt zich het Paleis van de Prins-bisschoppen, een indrukwekkend gebouw dat vroeger diende als de residentie van de prins-bisschoppen van Luik.
Economisch gezien floreerde Luik als een belangrijk handelscentrum. De stad had gunstige handelsroutes langs de Maas en profiteerde van de bloeiende handel tussen Noord- en Zuid-Europa. Luik was bekend om zijn textielindustrie, waarbij de productie van linnen en wol prominent aanwezig was. Daarnaast speelde de stad een rol in de metaalindustrie, zoals de productie van wapens en metaalwaren.
Religieus gezien was Luik het centrum van het prinsbisdom Luik, waar de prins-bisschop de religieuze en wereldlijke autoriteit uitoefende. De stad had een aantal prachtige kathedralen en kerken, waaronder de Sint-Lambertuskathedraal, die het symbool van de stad was. In de middeleeuwen werd de stad ook wel "het Rome van het Noorden" genoemd vanwege de vele religieuze gebouwen. De kathedraal werd verwoest tijdens de Franse Revolutie. Op de Place Saint-Lambert zijn de grondvesten van de kathedraal in het stratenpatroon opgenomen. Aan de noordkant van het plein bevindt zich het Paleis van de Prins-bisschoppen, een indrukwekkend gebouw dat vroeger diende als de residentie van de prins-bisschoppen van Luik.
Economisch gezien floreerde Luik als een belangrijk handelscentrum. De stad had gunstige handelsroutes langs de Maas en profiteerde van de bloeiende handel tussen Noord- en Zuid-Europa. Luik was bekend om zijn textielindustrie, waarbij de productie van linnen en wol prominent aanwezig was. Daarnaast speelde de stad een rol in de metaalindustrie, zoals de productie van wapens en metaalwaren.
ROUTE: → op volgende rotonde op einde Opera = links van Opera; ↑ voetgangerszone fietsen toegestaan op einde Opera = Rue de la Casquette [in de voetgangerszone links Rue des Dominicains lagen het begijnhof des Dominicains en het begijnhof des Machurées; in de volgende voetgangerszone lag het begijnhof de la Risé]; ! ← na 100 m = Rue Saint-Adalbert [hier op de hoek lag het begijnhof Saint-Adalbert of Faucon en verder in de staart het begijnhof d’Heures; op de volgende hoek in de Rue de la Casquette bevond zich het begijnhof Saint-Abraham, gezien de 27 bewoners aanzien als het belangrijkste begijnhof van Luik]; ← op het einde bij de Place de la Cathédrale = tegen éénrichtingsverkeer in [in de straat Rue de la Sirène links volgend op de Place de la Cathédrale lagen de begijnhoven Sint-Martin-en-Mont, Marie Jésus en Marie Joseph; ↑ bij verkeerslichten = tegen éénrichtingsverkeer in; ↑ bij volgende verkeerslichten = tegen éénrichtingsverkeer in; ! Voor kerk Saint-Denis [2e van de 4 oorspronkelijk middeleeuwse kerken van Luik]; → op einde kerk; ← op einde kerk na plein met fontein bij parkeergarage Saint-Denis = Rue Lambert Lombard; ! → na 30 m = Rue Capelle des Clercs; ← op einde = voetgangerszone; → voor de verkeerslichten van de Place Saint-Lambert en het Palais des Princes-évêques (Palais van de Prins-bisschoppen) = Rue Léopold; ← op einde plein met bushaltes; → voor stadhuis [hier in de buurt bevonden zich de begijnhof van La Clef/Sainte-Marie-Madelene en het begijnhof Sainte Catharine]; ← na 20 m op einde; → bij monument ‘Le Perron’ = Place de Marché; ← op einde plein; Rue des Mineurs = tegen éénrichtingsverkeer in [op het einde van de straat lag rechts het begijnhof Saint-André]; → op verspringend kruispunt tegen éénrichtingsverkeer in = Rue Hors Château; ! ← naar trap (374 treden) = Montagne de Bueren;
6 km Montagne de Bueren (Luik)
De Montagne de Bueren is een bekende bezienswaardigheid in Luik. Het is een steile trap met 374 treden die de benedenstad van Luik verbindt met de hoger gelegen citadel.
Begijnhof van de Heilige Geest
Het voormalige begijnhof van de Heilige Geest in de trappensteeg ‘Impasse des Ursulines’ aan de voet van de beroemde Montagne de Bueren en dat vandaag de brasserie {C} herbergt, dankt zijn naam aan de oprichter ervan. Een steen in een van de muren leert ons dat het in 1614 werd gebouwd op initiatief van burgemeester Philippe le Rousseau, bijgenaamd de Heilige Geest, en zijn echtgenote. Die bijnaam zou afkomstig zijn van de gevelsteen met de Heilige Geest op een huis van de familie. Het begijnhof is overgekocht door de stad en in de 2e helft van de 20e E gerestaureerd. Hogerop in de ‘Impasse des Ursulines’ lag het begijnhof Sainte-Anne. Het huisvestte als laatste in 1736 een alleenstaande begijn, een 82-jarige vrouw, twee kousenbreisters en een bedelaar.
Het voormalige begijnhof van de Heilige Geest in de trappensteeg ‘Impasse des Ursulines’ aan de voet van de beroemde Montagne de Bueren en dat vandaag de brasserie {C} herbergt, dankt zijn naam aan de oprichter ervan. Een steen in een van de muren leert ons dat het in 1614 werd gebouwd op initiatief van burgemeester Philippe le Rousseau, bijgenaamd de Heilige Geest, en zijn echtgenote. Die bijnaam zou afkomstig zijn van de gevelsteen met de Heilige Geest op een huis van de familie. Het begijnhof is overgekocht door de stad en in de 2e helft van de 20e E gerestaureerd. Hogerop in de ‘Impasse des Ursulines’ lag het begijnhof Sainte-Anne. Het huisvestte als laatste in 1736 een alleenstaande begijn, een 82-jarige vrouw, twee kousenbreisters en een bedelaar.
ROUTE: Terugkeren naar de Rue Hors Château; ← Rue Hors Château; ! ← na 120 m = Impasse Venta [begijnhof van Venta]; Terugkeren naar de Rue Hors Château; ← Rue Hors Château; ! ← 20 m Impasse de la Coronne; → op einde over pittoresk pleintje; → Impasse de lAnge; ← Rue Hors Château; ! → doorgang met ionische zuilen; ↑ op binnenplein Court Saint-Antoine met obelisk vormige fontein uitbeeldend de piramide van Tikal (Mayabeschaving Guatemala) [hier bevond zich het voormalig begijnhof van Cheval-Bay]; ← na zuilendoorgang = Rue des Brasseurs; → op plein; ← op einde plein met Sint-Barthelomeüskerk; → op rotonde = over brug Maas; → op einde brug; ! → beneden aan brug = fietspad onder brug door rechts van Maas; Knptn 33-31-30-17-44-43-richting 27; ! → brug over Maas = fietspad op jaagpad onder brug door rechts van Maas; ! → na brug = brug omhoog; ← op brug = over autoweg en spoorweg;
24 km Visé
Het begijnhof werd gesticht in de 13e E en bestond tot de 18e E. Het lag aan de Rue du Béguinage, niet ver van de rivier de Maas. Vandaag de dag zijn er geen overblijfselen van het begijnhof meer te zien, maar de straatnaam herinnert nog aan de locatie van het voormalige begijnhof.
Straatnaam Rue du Béguinage. |
ROUTE: → bij verkeerslichten na brug; → na 150 m = Rue du Béguinage; → op einde; ← na 80 m op kruispunt = Route du XV août 1914; ← op volgend kruispunt; ← bij verkeerslichten op einde plein; ← op einde brug over Maas; ← voor Maas = Knpt 47; Knptn 414-413-412-411-401;
36 km Kanne
53 km Glons
ROUTE: ! ↑ op fietspad op voormalige trambedding na brug over rivier de Jeker = richting spoorwegbrug; → op einde = over spoorwegovergang en klim de vallei uit;
58 km Wihogne
ROUTE: → op einde; ← na 30 m = hoofdweg volgen; → op rotonde = woonwijk en straatnaam Passage des Béguines; ← op einde Passage des Béguines; → op fietsstrook naast hoofdverkeersweg; ← na 20 m = Rue d’Heure-le-Tixhe; ← op kruispunt = Rue de la Seigneurie; ← op verspringend kruispunt; → op kruispunt voor kerk Wihogne;
|
63 km Xhendremael
ROUTE: → op eerste asfaltstraat in Xhendremael = ← op einde = Rue du Béguinage; ↑ op kruispunt = Rue du Béguinage [straatnaamplaat op huis nr.5]; ← op einde driehoekig plein; → na 20 m op kruispunt einde driehoekig plein = Rue de l’Étang; ! ↑ op kruispunt einde Rue de l’Étang = Rue Tasson; → op voorrangsweg; ← na 250 m op kruispunt = betonwegje; → na 200 m = betonwegje; ↑ hoofdverkeersweg N3 oversteken = pad langs hekje; Knptn 45-46;
|
72 km Ans
ROUTE: Knptn 48- 50; ! ← fietspad 30 m na na brug over spoorweg in steile afdaling; ! → op einde parking = Waalse regionale fietsroute W6 ‘Au fil de l'eau’ richting Seraing;
81 km Seraing
ROUTE: W6 tot rotonde Engis; → bij rotonde = fietspad links van weg over brug van Maas naar Engis; ! ← fietsbrug op einde brug; ← beneden aan brug hoofdverkeersweg oversteken = Rue de la Station tegen het éénrichtingsverkeer in; ! → naar hoofdverkeersweg; ← op hoofdverkeersweg;
91 km Engis
ROUTE: ← na 40 m; ! → na 10 m voor moderne kerk; ← net voor einde = onder spoorwegbrug door; ! ↑ tussen paaltjes na spoorwegbrug; ← op einde;
94 km Awirs
ROUTE: ! ← 300 m na kerk = Rue des Béguines; → op einde = Rue Hena; → bij verkeersbod ‘verboden in te rijden’; ← op einde; → op einde;
98 km Kasteel van Warfusée
Het kasteel heeft een rijke geschiedenis die teruggaat tot de middeleeuwen. Het oorspronkelijke kasteel werd gebouwd in de 13e E en was oorspronkelijk een versterkte burcht. In de loop der eeuwen onderging het kasteel verschillende verbouwingen en uitbreidingen, waardoor het zijn huidige uiterlijk kreeg. Het heeft een typische architectuur die kenmerkend is voor kastelen uit de 17e en 18e E. Het heeft een imposante gevel, torentjes en een omringende gracht. Het kasteel wordt omgeven door een uitgestrekt landgoed met tuinen en parken, waardoor het een pittoreske en romantische uitstraling heeft.
|
ROUTE: ← op rotonde bij kasteel van Warfusée;
99 km Stockay
ROUTE: → op Y-splitsing in centrum Stockay = éénrichtingsverkeer volgen; → richting Jehay; ↑ N614 oversteken;
102 km Kasteel van Jehay
Het Kasteel van Jehay is een belangrijke historische en culturele bezienswaardigheid in de regio Luik. Het heeft een opmerkelijke architectuur en wordt beschouwd als een van de mooiste kastelen in België. Het dateert oorspronkelijk uit de 16e E, maar onderging belangrijke renovaties en uitbreidingen in de 19e E, waardoor het zijn huidige neogotische stijl kreeg. Het heeft een indrukwekkende gevel met torens, kantelen en gotische elementen. Het is omgeven door een uitgestrekt park met formele tuinen, bossen en vijvers. Het Kasteel van Jehay is open voor het publiek. Het herbergt een verzameling van kunstwerken, antiek en meubels uit verschillende tijdperken.
|
ROUTE: → bij kasteel Jehay = Rue Trixhellete;
104 km Bodegnée
ROUTE: → 2e straat bij historisch gebouw ‘Le Vieux Tribunal’; Knptn 96-95-93-16-18-39-40-55-richting 56;
121 km Momalle
ROUTE: ! ← bij kerk Momalle = Rue du Béguines; → op einde = Rue vers L’Abîye; ← Rue Lenoir = fietsweg richting Hodeige; ↑ Knptn 52-51-50-15-36-richting 35; ! na 30 m richting kerk; ↑ op rotonde; ↑ op verspringend kruispunt richting kerk = Rue du Marché;
136 km Waremme
ROUTE: → voor kerk; → op parking; → éénrichtingsverkeer volgen [hier ergens bevond zich het voormalige begijnhof]; → na poort; → Rue Joseph Wauters; ↑ op einde marktplein = Avenue Reine Astrid; Knptn 35-34-33-32-30-28-27;
149 km Lens Saint-Remy
begijnhof Sainte Marie Magdalena (1243→begin 14e E)
Lens Saint-Remy droeg voorheen de naam 'Lens les Béguines'. Het voormalig klooster ‘Carmel’ was een voormalig begijnhof dat werd gesticht in 1243. Het klooster ‘Carmel’ huisvestte tot 1797 Augustijner kanunnikessen en daarna Bretonse karmelieten tot 1956. |
ROUTE: Knptn 26-29-30-31-32-33-34-35-36-37-38-85-86-57-56-54-richting 55;
187 km Huy
De Citadel van Hoei is een indrukwekkend fort gelegen op een heuvel boven de stad Hoei in België. Het fort is strategisch gelegen aan de samenvloeiing van de rivieren de Maas en de Hoyoux, en biedt een panoramisch uitzicht over de stad en de omgeving. De oorsprong van de Citadel van Hoei gaat terug tot de middeleeuwen, maar het huidige fort werd voornamelijk gebouwd in de 19e E. Het diende als een militaire versterking en speelde een belangrijke rol in de verdediging van de stad en de regio. Het fort heeft verschillende uitbreidingen en renovaties ondergaan in de loop van de geschiedenis.
Huy telde maar liefst 28 begijnenconventen.
De protobegijn Ivetta (of Jutta) van Hoei werd geboren in 1158. Jutta werd op 13 jarige leeftijd onder verzet uitgehuwelijkt door haar vader. Op 18 jaar stierf haar echtgenoot, die haar mishandelde en waar ze 3 kinderen bij had. In haar verzet van een tweede gedwongen huwelijk krijgt ze steun van de bisschop van Luik die haar als verzorgster naar de leprozerie stuurt aan de overzijde van de Maas. Twee kinderen stond ze af aan haar vader en de derde trad binnen in een klooster. Ze leefde zoals een begijn en zorgde voor de melaatsen. Ze bouwde de kleine kapel uit en trok verschillende helpsters aan. Tien jaar later (1191) liet Jutta zich inmetselen in een reclusum of gemetselde cel, naast de leprozerie. Zij leefde er als reclusa of opgeslotene. Talrijk kwamen de bezoekers tot bij haar om met haar vrome gesprekken te hebben. Jutta had visioenen waarbij ze Bijbelse figuren ontmoette waaronder Johannes de Doper; Maria Magdalena en anderen. Zij bad veel met pelgrims en soms voorspelde zij hun toekomst. De bezoekers werden over de jaren talrijker, alsook de giften aan de leprozerie. Van haar medewerksters eiste ze het celibaat. Na 36 jaar opsluiting in haar cel stierf ze in 1228. Volgens de overlevering trilde de lucht in de stad zo hard, dat de klokken luidden, volgens Hugo van Floreffe. Ze werd begraven in de leprozerie.
Straatnaam Rue des Béguines. Op einde van de straat op de linker hoek verwijst een opschrift boven de deur naar aldaar gelegen voormalig begijnenconvent.
De protobegijn Ivetta (of Jutta) van Hoei werd geboren in 1158. Jutta werd op 13 jarige leeftijd onder verzet uitgehuwelijkt door haar vader. Op 18 jaar stierf haar echtgenoot, die haar mishandelde en waar ze 3 kinderen bij had. In haar verzet van een tweede gedwongen huwelijk krijgt ze steun van de bisschop van Luik die haar als verzorgster naar de leprozerie stuurt aan de overzijde van de Maas. Twee kinderen stond ze af aan haar vader en de derde trad binnen in een klooster. Ze leefde zoals een begijn en zorgde voor de melaatsen. Ze bouwde de kleine kapel uit en trok verschillende helpsters aan. Tien jaar later (1191) liet Jutta zich inmetselen in een reclusum of gemetselde cel, naast de leprozerie. Zij leefde er als reclusa of opgeslotene. Talrijk kwamen de bezoekers tot bij haar om met haar vrome gesprekken te hebben. Jutta had visioenen waarbij ze Bijbelse figuren ontmoette waaronder Johannes de Doper; Maria Magdalena en anderen. Zij bad veel met pelgrims en soms voorspelde zij hun toekomst. De bezoekers werden over de jaren talrijker, alsook de giften aan de leprozerie. Van haar medewerksters eiste ze het celibaat. Na 36 jaar opsluiting in haar cel stierf ze in 1228. Volgens de overlevering trilde de lucht in de stad zo hard, dat de klokken luidden, volgens Hugo van Floreffe. Ze werd begraven in de leprozerie.
Straatnaam Rue des Béguines. Op einde van de straat op de linker hoek verwijst een opschrift boven de deur naar aldaar gelegen voormalig begijnenconvent.
ROUTE: ↑ op einde kasseienstraat bij binnenrijden centrum = Rue du Coq; ← éénrichtingsstraat = Rue Vankeerberghen; → middeleeuwse straat voor museum = Rue des Freres-Mineurs; ← bij kerk; ↑ op kruispunt; ← op einde; ← op einde; → naar rotonde; ↑ op rotonde = rechts van kerk; ← op einde; ← na 100 m éénrichtingsstraat tegen verkeer in = Rue des Béguines [op einde straat linker hoek = voormalig begijnencouvent met verwijzing boven deur]; ↑ op einde = hoofdverkeersweg oversteken en over brugje; ← na brugje = Rue St-Domitien; Knptn 55; ← éénrichtingswinkelstraat tegen verkeer in bij Knpt 55 = Rue des Rôtisseurs; ↑ hoofdverkeersweg oversteken = éénrichtingsstraat tegen verkeer in; → op einde; ! ← na 10 m kerkpassage achter zuilen; ← op einde = fietspad op Maasoever = Waalse regionale fietsroute W6 ‘Au fil de l'eau’ richting Seraing;
196 km Gives
ROUTE: ↑ W6 = jaagpad links van de Maas; ! ← voor de brug over de Maas in Andenne = pad onder autobrug door; → na brug; ↑ richting centrum Andenne;
201 km Andenne
ROUTE: ↑ bij verkeerslichten = Rue du Commerce; ! ← 120 m na marktplein = Rue Janson; → bij muur en kapel Sainte Begge = Rue Adeline Henin;
De heilige Begga van Herstal, ook Begga van Landen of van Andenne, was een Frankische edelvrouw. Ze werd geboren rond 620 als dochter van hofmeier Pepijn van Landen en de heilige Ida van Nijvel. Ze was de zus van de ook heilig verklaarde katholieke kloosterlinge Gertrudis van Nijvel. De Collegiale kerk Sint-Begga te Andenne is aan haar toegewijd. In deze kerk bevindt zich, in de Sint-Beggakapel, links van het koor, een funerair monument in zwart marmer uit de 12e E dat "Het graf van Begga" genoemd wordt. Daarboven staat de zogenaamde "Tafel van Begga" waar bovennatuurlijke eigenschappen aan zijn toegeschreven. Een relikwie van Begga wordt bewaard in de Sint-Amanduskerk te Wezeren in Vlaams-Brabant. Toen in de 16e en 17e E de vooral uit rijke patriciërsfamilies afkomstige Brusselse begijnen op zoek gingen naar een stichteres en patrones van de begijnhoven, kozen ze voor de Heilige Begga van Andenne, die ca. 480 jaar voordat er van protobegijnen sprake was, op 17 december 693 overleed. De begijnen hadden gehoopt dat de Heilige Begga door de kerkelijke overheid zou worden aanvaard als hun stichteres, maar officieel hebben ze haar alleen als patrones mogen vereren. Zoals echter blijkt uit testamenten en later ook uit de teksten op doodsprentjes, hebben onder meer de Turnhoutse begijnen officieus de Heilige Begga als stichteres aanvaard.
Bron van Begga achter de Collegiale kerk Sint-Begga.
Bron van Begga achter de Collegiale kerk Sint-Begga.
ROUTE: ← op einde bij de Collegiale kerk Sint-Begga; → bij toegang kerk; → naar de fontein en de bron van Begga; ↑ door poort; ↑ op einde kerk = Rue Lapierre; ↑ richting Bonneville; ! ↑ na 3 km op kruispunt; Knptn 59-richting 5;
207 km Bonneville
ROUTE: Knpt richting 5;
209 km Thon
ROUTE: ! ↑ na kerk = hoofdweg bergaf aanhouden; → op einde = verkeersweg N942; ! → na 500 m bij parkeerplaatsen linkerzijde = éénrichtingsstraatje; ! Hoofdverkeersweg N90 oversteken = brug over Maas; → na brug = weg naar Marche-les-Dames;
214 km Marche-les-Dames
Het voormalig begijnhof van Marche-les-Dames was gelegen in de buurt van de rivier de Maas en de abdij Notre-Dames de Vivier.
ROUTE: → bij kasteel Darenberg = N 992 voor militair terrein; ! ↑ voorrangsweg N80 oversteken = kleine weg langs kapel; ← op einde; ↑ hoofdweg aanhouden;
220 km Marchovelette
ROUTE: ← bij Knpt 25 = richting Knpt 41; ! ↑ bij Parochiezaal en kerk; ← na 50 m op einde; → op rotonde = richting Namur via Cognelée; ↑ op einde N924 oversteken = Rue Basse Chaussée; ← na 250 m; ← op Y-splitsing met locale weg;
223 km Cognelée
Het begijnhof had een eigen kerk, kapel en een aantal huizen die rondom een binnenplaats waren gebouwd in de buurt van de huidige kerk. Het begijnhof van Cognelée werd in de 18e E opgeheven en de gebouwen werden later gedeeltelijk afgebroken.
ROUTE: ← bij de kerk van Cognelée; ↑ voorrangsweg N91 oversteken; ! → na 5 m op Y-splitsing = Rue du Fort de Congelée; ! ← op spoorwegfietspad 50 m voor autowegbrug; Knptn 34-33 = Waalse regionale fietsroute W5 ‘D'une vallée à l'autre’; Knpt richting 52 = W5; ← W5; → W5 voor (parkeer)plein; ← na 100 m éénrichtingsverkeer volgen = Rue de Bailly; → op einde;
|
234 km Namur
De Citadel van Namen is een indrukwekkend fort gelegen op een heuvel boven de stad bij de samenvloeiing van de rivieren de Maas en de Samber. Het Belfort van Namen, dat op de Werelderfgoedlijst van UNESCO staat, is een historische toren die deel uitmaakt van het stadhuis. De imposante kathedraal Sint-Aubankathedraal is één van de belangrijkste religieuze gebouwen in Namen. Het heeft een mix van gotische en barokke architectuurstijlen en herbergt waardevolle kunstwerken en religieuze artefacten. De Église Saint-Loup werd gebouwd in de 17e Een is vernoemd naar Sint-Loup, de beschermheilige van Namen. Het exterieur van de kerk heeft een klassieke barokke stijl, met imposante gevel en versierde geveltoppen. Binnenin de Église Saint-Loup vind je een weelderig barok interieur en veel marmer.
De pittoreske straatjes en steegjes in de oude stad van Namen bezitten tal van historische gebouwen, charmante pleinen en gezellige cafés. Félicien Rops Museum is gewijd aan de Belgische kunstenaar Félicien Rops, bekend om zijn symbolistische kunst.
De pittoreske straatjes en steegjes in de oude stad van Namen bezitten tal van historische gebouwen, charmante pleinen en gezellige cafés. Félicien Rops Museum is gewijd aan de Belgische kunstenaar Félicien Rops, bekend om zijn symbolistische kunst.
Namen bezat meerdere begijnenconventen:
Grand Béguinage “Hors-Postil” or St. Aubain (1235→1650)
Béguinage St. Symphorian (1279→1467)
Béguinage du Coq (Begin 14e E→1498)
Béguinage Delle Tour (1269→ Begin 15e E)
Béguinage of Rhyne (1420→1568)
Béguinage Dupont (1398→1593) / Béguinage des 4 filles du Cuvirue (1593→Franse periode)
Grand Béguinage “Hors-Postil” or St. Aubain (1235→1650)
Béguinage St. Symphorian (1279→1467)
Béguinage du Coq (Begin 14e E→1498)
Béguinage Delle Tour (1269→ Begin 15e E)
Béguinage of Rhyne (1420→1568)
Béguinage Dupont (1398→1593) / Béguinage des 4 filles du Cuvirue (1593→Franse periode)
ROUTE: ← op plein = Place d’Armes; ↑ door poort; → achter Belforttoren; ← na poort; ↑ op kruispunt = Rue Saint-Jacques; → tegen éénrichtingsverkeer in = Rue des Carmes; → op einde tegen éénrichtingsverkeer in = Rue des Croisiers; → met éénrichtingsverkeer mee = Rue de Fer; ↑ na 100 m bij het Musée des Arts anciens du Namurois;
235 km Musée des Arts anciens du Namurois
De drinkbeker van Maria van Oignies.
Volgens de overlevering was het een object dat aan Maria van Oignies toebehoorde? De reliekhouder zelf is vrijwel zeker vervaardigd door Hugo d'Oignies. Opvallend zijn de draken en griffioenen op het corpus en het deksel. De drinkbeker maakt deel uit van de kerkschat van Oignies uit de 13e E. Deze unieke schat is één van de zeven wonderen van België. Ze telt o.a. 32 uitzonderlijke stuks die geklasseerd zijn als roerend cultureel erfgoed. Aan de oorsprong van deze schat ligt een ontmoeting van Marie d'Oignies, een mysticus die verliefd is op het geloof, en Jacques de Vitry, een theoloog die bisschop van Acre werd en toen kardinaal in Rome.
Maar ook de bekwaamheid van een ambachtsman, Hugues de Walcourt, beter bekend als Hugo d'Oignies waaraan de meeste edelsmeedwerken zijn toegeschreven. Ook het legaat van Jacob van Vitry, met objecten uit zijn privékapel die hij aan de priorij schonk, maakt deel uit van het geheel. Sinds 2010 zorgt de Koning Boudewijnstichting voor de vrijwaring van de Schat de stukken toevertrouwde aan de Société archéologique de Namur en tentoongesteld in het TreM.a (Musée des Arts anciens du Namurois – Trésor d’Oignies).
Volgens de overlevering was het een object dat aan Maria van Oignies toebehoorde? De reliekhouder zelf is vrijwel zeker vervaardigd door Hugo d'Oignies. Opvallend zijn de draken en griffioenen op het corpus en het deksel. De drinkbeker maakt deel uit van de kerkschat van Oignies uit de 13e E. Deze unieke schat is één van de zeven wonderen van België. Ze telt o.a. 32 uitzonderlijke stuks die geklasseerd zijn als roerend cultureel erfgoed. Aan de oorsprong van deze schat ligt een ontmoeting van Marie d'Oignies, een mysticus die verliefd is op het geloof, en Jacques de Vitry, een theoloog die bisschop van Acre werd en toen kardinaal in Rome.
Maar ook de bekwaamheid van een ambachtsman, Hugues de Walcourt, beter bekend als Hugo d'Oignies waaraan de meeste edelsmeedwerken zijn toegeschreven. Ook het legaat van Jacob van Vitry, met objecten uit zijn privékapel die hij aan de priorij schonk, maakt deel uit van het geheel. Sinds 2010 zorgt de Koning Boudewijnstichting voor de vrijwaring van de Schat de stukken toevertrouwde aan de Société archéologique de Namur en tentoongesteld in het TreM.a (Musée des Arts anciens du Namurois – Trésor d’Oignies).
ROUTE: ↑ op kruispunt = Rue de l’Ange; ! → voetgangerszone fietsen toegestaan na bushalte 40 m na plein = Rue des Fripiers; → naar kerk Sint-Jan-de-Doper; ↑ op plein Marché aux Légumes; → op verspringend kruispunt; ← op einde; → na 20 m voor de barokkerk Saint-Loup uit de 17e E; → op volgend kruispunt = Rue Basse Marcel [in deze straat bevond zich het béguinage du Coq]; ← op einde voetgangerszone bij de kathedraal Saint-Aubin; → na 150 m bij ommuurd terrein = Rue de l’Évêché [De blok gevormd door deze muur en de gebouwen van het huidige Séminarie Notre-Dame was de plaats van het voormalige begijnhof “delle tour”];
236 km Évêché de Namur
In Namen werden tussen 1235 en 1279, 3 ‘begijnhoven’ gebouwd. Het ‘begijnhof’ Grand Béguinage of Béguinage Hors-Postil of de Saint-Aubain werd waarschijnlijk gebouwd nadat de begijnen in 1235 een legaat kregen. Het is mogelijk dat de bovenvermelde Juliana van Mont Cornillon vanaf 1247 bij deze begijnen in een huis bij de collegiale kerk van Saint-Aubain, nu kathedraal, heeft gewoond. Het huidige Séminarie Notre-Dame is ondergebracht in het voormalig bisschoppelijk paleis uit het begin van de 19e E in de Rue du Séminaire nr. 11. Dit is gebouwd op de plek van het voormalige toevluchtshuis van de abdij van Malonne en was daarvoor de plaats van het voormalige begijnhof Grand Béguinage of Béguinage Hors-Postil (1235→1650). Het begijnhof “Delle Tour” (1269→1642) bevond zich op de plek van de 'Évêché de Namur' in de Rue de l’Évêché. Het Béguinage du Coq bevond zich in de Rue Basse Marcelle (begin 14e E→1498). Het begijnhof Rhyne (1420→1568) moet ook in die buurt gelegen hebben. Het begijnhof St. Symphorian bevond zich aan de overkant van de Maas in Jambes in de buurt van het voormalige hospitaal Saint-Calixte. Er is ook nog sprake van een begijnhof Dupont (1398→?) en het begijnhof van de 4 dochters in Cuvirue (1593→1787).
ROUTE: ← rond de blok; → op straat voor rivier de Samber; ← naar jaagpad net voor voetgangersbrug over de Samber; → op jaagpad rechts van de Samber; Knptn 33-23-56-22;
248 km Abdij van Floreffe
De abdij van Floreffe, linksboven de vallei, werd in 1121 gesticht door Norbert de Gennep (stichter van de norbertijnen) op verzoek van de graven van Namen. Bijna twee eeuwen lang toonde de abdij, rijkelijk begiftigd door de graven van Namen, een verbazingwekkende vitaliteit door onder meer zeven ziekenhuizen en hospices te stichten, vier abdijen, waaronder een in Frankrijk, een in Duitsland en zelfs een in Terre Sainte, acht vrouwenkloosters en de priorijen van Postel en Leffe, die ook een abdij zal worden.
|
Het begijnhof, gesticht in de 13e E, bevond zich ergens in de nabijheid van de abdij van Floreffe en de kerk gelegen.
|
ROUTE: Knptn 22-50-52-98-96-6-4-3-10-richting 66;
275 km Gembloux
De benedictijnenabdij van Gembloux die Sint Guibertus in de 10e E stichtte, werd in de tweede helft van de 18e E volledig heropgebouwd in neoklassieke stijl. De Franse Revolutie zette een punt achter de abdij. In 1860 nam het Hoger Landbouwkundig Instituut er zijn intrek en werd nadien de Universitaire Faculteit van Landbouwwetenschappen. Te bezichtigen zijn de oude hoeve, de schuur, waar een groot amfitheater met tribunes is ondergebracht, de erebinnenplaats, het abdijpaleis, het kloostergedeelte en het klooster, evenals de romaanse kelder uit de 12e E, een uniek overblijfsel van de middeleeuwse abdij.
|
ROUTE: ! ← bij abdij = winkelstraat met éénrichtingsverkeer mee; ! → verspringend kruispunt op einde winkelstraat = plein Place de l’Orneau; ← op Y-splitsing = éénrichtingsverkeer volgen; → op einde = éénrichtingsstraat; ! ← door fietstunnel onder spoorweg na rotonde; Knpt richting 65; ! ← na 200 m eerste woonblokken na winkelcentrum; → na 30 m bij speeltuintje = Rue des Béguinettes; → op einde speelpleintje = Rue Victor Debecker; Knptn 65-1-21-73-74-78-79-80-richting 83; ! → op Y-splitsing na historische boerderij bij binnenrijden Thorembais-les-Béguines = kasseienstraat; ← op einde;
293 km Thorembais-les-Béguines
Straatnaam Rue des Béguines en gerestaureerd begijnhofhuis (1256 → Franse periode).
Thorembais-les-Béguines ontleent zijn naam aan de rivier de Thorembais. ‘Les Béguines’ verwijst naar het bestaan van een oud begijnhof gesticht door Sint-Ode in de 13e E. De eerste vermelding van de gemeente is uit ‘Torembays les Beguines’ dateert uit 1278.
Thorembais-les-Béguines ontleent zijn naam aan de rivier de Thorembais. ‘Les Béguines’ verwijst naar het bestaan van een oud begijnhof gesticht door Sint-Ode in de 13e E. De eerste vermelding van de gemeente is uit ‘Torembays les Beguines’ dateert uit 1278.
ROUTE: ! ↑ na 50 m bij kerk en jeugdhuis = verhard pad [loopt langs achterkant van voormalig begijnhof]; ← op einde; ← 50 m op einde = Rue des Béguines[voorlaatste huis links op nr. 6 net voor school is een gerestaureerd begijnhofhuis met authentieke gevel]; Knptn 83-84-richting 40;
297 km Malèves-Sainte-Marie-Westines
Malèves bezat naast de kerk een klooster en buiten het dorp ook de priorij Sainte-Marie. Uit documenten blijkt ook dat er een begijnhof was (1267→?).
ROUTE: ! → op kruispunt met groen- en speelzone = fietweg naar Maléves; ← na kerk = fietsweg naar Wastines; → op einde = fietsweg naar Wastines; ← Rue du Manoir = fietsweg naar Wastines; → op einde = fietsweg naar Wastines;
304 km Incourt
In Incourt was een begijnhof, maar daar is niets meer van terug te vinden in het straatbeeld. Het begijnenconvent bevond zich bij de kerk Saint-Pierre ergens in de buurt waar nu het huidige gemeentehuis ligt.
ROUTE: → op pleintje voor kerk = richting 36; ! ↑ na 20 m éénrichtingsstraat bij einde 30 km zone = Rue des Deux Place; → op plein = Place des Fêtes; ← op einde plein; ! → na 150 m = smal doodlopend straatje; ← op einde = half verhard pad; → op hoofdverkeersweg; ← na 40 m = Rue Sainte-Ragenufle richting Fontaine Ste-Ragenufle;
305 km Bron van de heilige Ragenufle
Deze heilige werd omstreeks 635 in Incourt in het gehucht Brombais geboren. Ragenufle was de dochter van Ajus en Aja, Merovingische edellieden die behoorden tot het hof van Pepijn van Landen. Zij was familie van de heilige zussen Begga van Andenne en Gertrudis van Nijvel. Ook zij wijdde zich aan religie en werken van Christelijke naastenliefde. In plaats van te trouwen met de door haar ouders gekozen jonge Ebroïn, vluchtte ze op de nacht voor haar huwelijk samen met een dienares de wildernis nabij Incourt in. Daar kwam ze in ellendige omstandigheden op 15 jarige leeftijd om het leven. Haar ouders vonden haar lichaam en deden boete. Om vergeven te worden, richtten haar ouders op de plaats van haar graf een heiligdom op. Ragenufle van Incourt wordt voorgesteld als jonge vrouw in adellijke kledij, vaak met kroon op het hoofd. In de hand houdt ze een witte lelie (symbool van maagdelijkheid), bij haar voeten ontspringt een bron. Aan het drinken van het water van de bron werden verschillende wonderen toegeschreven. Men put er nog altijd water om koorts en waterzucht te genezen. Sinds 1112 vond elk jaar een processie plaats tot 1968. In 1992 werd deze opnieuw gelanceerd.
ROUTE: ↑ na 150 m bij de fontein; ↑ bij kruispunt kasseienwegen = links van brugje over riviertje Orbais; Knptn 45-46-47-48-richting 49;
311 km Abdij van Ramée
Een cisterciënzerabdij waarvan de oorsprong teruggaat tot het jaar 1216. Geclassificeerd als uitzonderlijk erfgoed van Wallonië in 2002. De oprichting van een cisterciënzer nonnengemeenschap in Jauchelette dateert uit de jaren 1213-1215. Ondanks de verdwijning van de oude kloostergebouwen, blijft La Ramée één van de meest betekenisvolle getuigen van de aanwezigheid van cisterciënzers in Waals-Brabant. La Ramée was als abdij autonoom, maar bleef stond onder het spirituele voogdijschap van de grote abdij van Villers. Op spiritueel vlak beleefde La Ramée de gouden periode van de cisterciënzer mystiek die in de 13e E in Brabant hoogtij vierde. De necrologie van de orde telt niet minder dan 6 zalig verklaarden.
Beatrijs van Nazareth verbleef hier. Zij wordt geboren in 1200 als jongste van zes kinderen in een rijke burgerfamilie. Als ze zeven jaar is, sterft haar moeder. Beatrijs wordt dan aan een groepje begijnen toevertrouwd die haar onderwijzen in verschillende vaardigheden waaronder Latijn. Als Beatrijs tien jaar is, gaat ze naar de kloosterschool van de benedictinessenabdij Bloemendael, bij Waver. Enkele jaren later, op haar vijftiende, wordt ze toegelaten als novice. De benedictinessenabdij is dan inmiddels overgegaan naar de cisterciënzerorde. Een jaar later doet Beatrijs de aflegging van de kloostergeloften. Ze vertoonde op haar zestiende jaar al een grote vroomheid, waardoor ze vervroegd mocht toetreden. Niet lang daarna verblijft Beatrijs een jaar in Ramée. Hier ontwikkelde zij haar schrijfkunsten nog verder en ontmoet zij ook Ida van Nijvel, die een belangrijk figuur in haar leven zal worden. Ida was ook een mystica, vernoemd naar de heilige Ida van Nijvel uit de 6e E en wordt de geestelijke leidsvrouw van Beatrijs. Hoewel Ida slechts drie jaar ouder is, beschouwt Beatrijs haar als een soort tweede moeder. Beatrijs zou in dit jaar ook haar eerste mystieke ervaring hebben gehad waarbij ze uit zichzelf trad en de heilige Drievuldigheid zag, de Vader, de Zoon en de Heilige Geest.
Een aantal van deze begijnen trad in bij de cisterciënzerinnen. Onder meer Ida van Gorsleeuw (Léau), geboren in 1201 in Gors-Opleeuw, werd opgevoed door ‘begijnen’ in Borgloon die toen dichtbij een hospitaal woonden dat eigendom was van de abdij van Villers. Ook zij trad op 13-jarige leeftijd rond 1245 in bij de cisterciënzerinnen in de abdij van Ramée.
Beatrijs van Nazareth verbleef hier. Zij wordt geboren in 1200 als jongste van zes kinderen in een rijke burgerfamilie. Als ze zeven jaar is, sterft haar moeder. Beatrijs wordt dan aan een groepje begijnen toevertrouwd die haar onderwijzen in verschillende vaardigheden waaronder Latijn. Als Beatrijs tien jaar is, gaat ze naar de kloosterschool van de benedictinessenabdij Bloemendael, bij Waver. Enkele jaren later, op haar vijftiende, wordt ze toegelaten als novice. De benedictinessenabdij is dan inmiddels overgegaan naar de cisterciënzerorde. Een jaar later doet Beatrijs de aflegging van de kloostergeloften. Ze vertoonde op haar zestiende jaar al een grote vroomheid, waardoor ze vervroegd mocht toetreden. Niet lang daarna verblijft Beatrijs een jaar in Ramée. Hier ontwikkelde zij haar schrijfkunsten nog verder en ontmoet zij ook Ida van Nijvel, die een belangrijk figuur in haar leven zal worden. Ida was ook een mystica, vernoemd naar de heilige Ida van Nijvel uit de 6e E en wordt de geestelijke leidsvrouw van Beatrijs. Hoewel Ida slechts drie jaar ouder is, beschouwt Beatrijs haar als een soort tweede moeder. Beatrijs zou in dit jaar ook haar eerste mystieke ervaring hebben gehad waarbij ze uit zichzelf trad en de heilige Drievuldigheid zag, de Vader, de Zoon en de Heilige Geest.
Een aantal van deze begijnen trad in bij de cisterciënzerinnen. Onder meer Ida van Gorsleeuw (Léau), geboren in 1201 in Gors-Opleeuw, werd opgevoed door ‘begijnen’ in Borgloon die toen dichtbij een hospitaal woonden dat eigendom was van de abdij van Villers. Ook zij trad op 13-jarige leeftijd rond 1245 in bij de cisterciënzerinnen in de abdij van Ramée.
ROUTE: Knptn 49-50-55-56;
319 km Knpt 56
Voor Begijnenfietsroute Bisdom Luik 1187 km Wallonië/Frankrijk volg onderstaande link
Voor Begijnenfietsroute Bisdom Luik 1150 km Wallonië volg onderstaande link
ROUTE: Knptn 56-62; ! → bij Knpt 62; ! ← kasseienstraat na 50 m = Rue Saint-Médard; ! ← op einde kasseien = straat bergaf; ↑ op einde voorrangsweg N240 oversteken = fietsroute richting centrum;
320 km Jodoigne
Jodoigne is een middeleeuwse stad, in de 12e E gesticht door Hendrik I, hertog van Brabant, een nieuwe stad ten noorden van de wijk Saint-Médart die er al lag. De stad werd natuurlijkerwijs gebouwd op een verhoging die boven de Grote Gete rees, kreeg een walmuur en een kasteel met donjon. Hoog gelegen, op deze strategische plek, beschermd door de walmuren en in een rijke landbouwstreek werd Jodoigne aan het eind van de 13e E een belangrijk handelscentrum. Ze werd daarom ook Geldonia fori of Jodoigne-le-Marché genoemd.
In dit noordelijk gedeelte van de huidige stad bevond zich vanaf 1382 ook een begijnhof dat na de Franse revolutie (1789) werd verkocht en in de 19e E werd afgebroken.
|
→ na 100 m op de Place Saint-Lambert = fietsroute richting centrum; Knptn 72-63-57-59-61-32-31-18; bij de kapel met lindeboom bij de eerste huizen van Meldert veldweg →; ← op kasseienweg = Begijnenweg; ← bij huizen = Begijnenweg;
336 km Meldert [1286 km]
(vervolg van Begijnenfietsroute Bisdom Luik 1532 km (Vlaanderen + Nederland + Duitsland)
342 km Hoegaarden [1296 km]
ROUTE: Knptn 46-richting 14; ↑ Waverse steenweg oversteken = richting 14; → op einde betonweg;
348 km Oorbeek [1298 km]
IJsboer Begijnhoeve in de Begijnenstraat. De begijnhoeve verwijst naar een begijnhof, maar op de plek van de hoeve hebben nooit begijnen gewoond.
ROUTE: → bij kerk; ← bij Begijnhoeve = Begijnenstraat; ← bij kapel = Begijnenstraat; ↑ betonweg; ← op einde = betonweg/pad; ← fietspad langs voorrangsweg; Knptn 42-64;
|
352 km Tienen [1302 km]
Begijnhof St. Agatha, later Maagd Maria (1250→ 1857 = laatste begijn→...)
Ook in Tienen, dat toen tot het hertogdom Brabant behoorde en deel uitmaakte van het bisdom Luik, is er in 1202 al sprake van begijnen. Het begijnhof is gesticht in 1242. De paters dominicanen kochten in 1844 de kerk en enkele conventen op. De laatste van de zes begijnen vertrok in 1857. De Paterskerk zou de oudste Vlaamse begijnhofkerk van Vlaanderen zijn. Op 22 september 1976 werd de kerk door een hevige brand grotendeels vernield. De ruïne werd gerestaureerd en in 1997 ingericht als wandelpark. Het begijnhof zelf werd al in 1798 opgeheven. Het begijnhof op zich stelt vandaag niet heel veel voor. De kenmerkende muurtjes met toegangsdeuren bevinden zich aan de huidige achterkant van de huizen, aan de fietsroute.
Straatnaam Groot Begijnhof
Ook in Tienen, dat toen tot het hertogdom Brabant behoorde en deel uitmaakte van het bisdom Luik, is er in 1202 al sprake van begijnen. Het begijnhof is gesticht in 1242. De paters dominicanen kochten in 1844 de kerk en enkele conventen op. De laatste van de zes begijnen vertrok in 1857. De Paterskerk zou de oudste Vlaamse begijnhofkerk van Vlaanderen zijn. Op 22 september 1976 werd de kerk door een hevige brand grotendeels vernield. De ruïne werd gerestaureerd en in 1997 ingericht als wandelpark. Het begijnhof zelf werd al in 1798 opgeheven. Het begijnhof op zich stelt vandaag niet heel veel voor. De kenmerkende muurtjes met toegangsdeuren bevinden zich aan de huidige achterkant van de huizen, aan de fietsroute.
Straatnaam Groot Begijnhof
ROUTE: ← bij knpt 64 = einde ruïne begijnhofkerk = Groot Begijnhof; Knptn 64-62-61-88-57-89-82-81-richting 53;
370 km Landen [1320 km]
ROUTE: ← bij Knpt 53; ! na 150 m rechts toegangsweg en steeg = straatnaam Begijnhof; → N283 richting Linter; → na 300 m bij kasteel; ↑ knptn 53-83-80-22-85-84;
Straatnaam Begijnhof
379 km Wezeren [1329 km]
Relikwie van de Heilige Begga samen met relikwieën van H. Gertrudis (zus), H. Bavo (broer) en 175 anderen in de reliekschrijn in de Romaanse-Gotische Sint-Amanduskerk (te bezoeken op afspraak).
ROUTE: Knptn 84-359-richting 186;
391 km Velm [1341 km]
403 km Melkwezer [1344 km]
404 km Zoutleeuw [1354 km]
In Zoutleeuw was er in de middeleeuwen een belangrijke lakenhal. De lakenindustrie was een belangrijke economische motor in Zoutleeuw en de lakenhal was het centrale punt van deze bedrijvigheid. In het verleden was de Kleine Gete bevaarbaar tot in Zoutleeuw wat de zout- en lakenhandel ten goede kwam. Helaas is de oorspronkelijke lakenhal van Zoutleeuw niet bewaard gebleven. Het gebouw werd verwoest tijdens de beeldenstorm in de 16e E en werd later gereconstrueerd als het nieuwe stadhuis. Zoutleeuw floreerde als een handelscentrum, waarbij goederen zoals zout, textiel, graan en bier werden verhandeld. Het had ook ambachtelijke gilden die bijdroegen aan de lokale economie. De stad had verschillende kerken en kloosters, waaronder de Sint-Leonarduskerk met indrukwekkend gotische kerktoren en het Norbertijnenklooster van Onze-Lieve-Vrouw van Leeuw.
|
Begijnhof van Griecken (1245→1794-1815 Franse Periode)
Het eerste begijnhof van Zoutleeuw lag langs de Kleine Gete buiten de stadswal. Op het einde van de 16e E kochten de begijnen het grauwzustersklooster aan in de huidige Begijnhofstraat en bouwden er in 1604 een nieuwe kerk. Dit bedehuis werd in 1842 omgebouwd tot school en in de 1977 gesloopt. Een gedeelte van de koormuur van de begijnhofkerk bleef bewaard en werd gerestaureerd na opgravingen in 1990. In de halfronde apsis prijkt nu een beeldje van een begijn, gemaakt door kunstenaar Willy Jorissen. Het pleintje dat zich voor deze muurresten uitstrekt, geeft de oorspronkelijke afmetingen van de begijnhofkerk weer.
Het eerste begijnhof van Zoutleeuw lag langs de Kleine Gete buiten de stadswal. Op het einde van de 16e E kochten de begijnen het grauwzustersklooster aan in de huidige Begijnhofstraat en bouwden er in 1604 een nieuwe kerk. Dit bedehuis werd in 1842 omgebouwd tot school en in de 1977 gesloopt. Een gedeelte van de koormuur van de begijnhofkerk bleef bewaard en werd gerestaureerd na opgravingen in 1990. In de halfronde apsis prijkt nu een beeldje van een begijn, gemaakt door kunstenaar Willy Jorissen. Het pleintje dat zich voor deze muurresten uitstrekt, geeft de oorspronkelijke afmetingen van de begijnhofkerk weer.
433 km Slag der zilveren helmen [1383 km]
De Slag der Zilveren Helmen was een veldslag die plaats vond tijdens de Eerste Wereldoorlog op 12 augustus 1914 in Halen. De slag begon toen een Belgische cavalerie-eenheid van ongeveer 240 ruiters, die bekend stond als de 'Rijkswacht te Paard', stuitte op een Duitse cavalerie-eenheid van ongeveer 4500 ruiters en infanteristen, die op weg waren naar Brussel. De Belgische cavalerie leed zware verliezen, maar slaagde erin om de Duitsers zware verliezen toe te brengen en ze uiteindelijk terug te drijven. De Duitsers verloren meer dan 1500 manschappen, waaronder 200 doden, de Belgen verloren 160 man. De Slag der Zilveren Helmen wordt gezien als een belangrijk moreel moment in de Belgische oorlogsgeschiedenis.
ROUTE: Knptn 351-richting 352; ! ↑ langs langgerekte rotonde = Fonteinstraat; → bij parking = richting Hasselt; ← op Y-splitsing richting kerk en markt;
436 km Halen [1386 km]
Begijnhof (1520 →?)
Straatnaam Begijnhofplein
Straatnaam Begijnhofplein
ROUTE: ← voor kerk; → straat voor hoofdverkeersweg = Begijnhofplein; ← op einde; Knptn 53-543-richting 313;
442 km Herk-de-Stad [1392 km]
Straatnaam Hofstraat
ROUTE: Knptn 313-richting 341; ↑ bij toegang recreatieplas Schulensmeer = Begijnenbroekstraat (we fietsen hier langs de Begijnenbroekbeek);
448 km Schulensmeer [1398 km]
Begijnenbroekbeek en straatnaam Begijnenbroekstraat
ROUTE: → op einde over spoorweg; ← na spoorweg = spoorwegstraat, daarna Goerenstraat; asfaltweg links aanhouden tot einde; → Knptn 318-richting 319; → na 3 km aan Y-splitsing met 2 bomen op rotonde bij boerderij; → op einde; ← na 30 m = Hoogstraat; ↑ N717 oversteken = Spreeuwenstraat/Bremstraat/Helvetiastraat;
|
458 km Genenbos [1408 km]
Straatnaam Begijnhofstraat (ca. 1 km na brug E313 = straat rechts op verspringend kruispunt).
ROUTE: ↑ = Helvetiastraat; ← op fietspad naar Heusden links van weg; → na brug over Albertkanaal; Knptn 306-304-303-302-93-94-richting 237;
469 km Abdij Herkenrode [1419 km]
Abdij Herkenrode was een cisterciënzerinnenabdij die gelegen was in de Belgische stad Hasselt, in de provincie Limburg. De abdij werd gesticht in 1182 en heeft een lange en rijke geschiedenis, waarin het een belangrijke rol heeft gespeeld in de ontwikkeling van de regio. In de 16e E werd de abdij verwoest tijdens de Beeldenstorm en in de 17e E werd het herbouwd. In de 18e E werd het opnieuw uitgebreid en kreeg het zijn huidige uiterlijk. Het complex omvat een bezoekerscentrum, een museum, een kruidentuin en een park.
ROUTE: Knptn 237-95-96; ! ↑ Kleine Ring Hasselt oversteken = Dorpsstraat/Minderboederstraat;
|
475 km Hasselt [1425 km]
Hasselt staat bekend om zijn jenevertraditie met het Jenevermuseum en het modemuseum. Minderbroederklooster met Heilig Paterke. Het Heilig Paterke van Hasselt is een belangrijke religieuze figuur in de stad en wordt in het Minderbroederklooster vereerd door vele gelovigen.
ROUTE: ↑ winkelstraat oversteken = Paardsdemerstraat; → op einde = Zuivelmarkt; ! ← door poort naar het Begijnhof van Hasselt;
Over de geschiedenis van het eerste Hasseltse begijnhof Sint Catharina (1245-1845 laatste begijn→…) is weinig bekend en over de mogelijke aanwezigheid van mulieres religiosae die verspreid in de stad leefden, is blijkbaar niets te vinden. Waarschijnlijk zijn alle oorkonden in 1566 verloren gegaan toen het eerste begijnhof door calvinisten werd vernield en in brand gestoken. Na een tweede begijnhof werd een derde begijnhof gebouwd binnen de stadsmuren. Het is er eentje van het zogenoemde ommuurde pleintype. Het bestaat uit een V-vormige huizenreeks van dertien huizen met voorhof gelegen rond een als tuin ingericht plein.
ROUTE: ← na buitenrijden poort; → na 20 m; → voor kerk; ← einde kerk; ! Toegangsstraatje naar markt; → op marktplein; ↑ rechts van vakwerkhuis = Kapelstraat; ← op verspringend kruispunt = Maagdendries; → op kruispunt bij bank BNP-Paribas; ← links van Kleine ring Hasselt; Knptn 239-238-177;
483 km Kapel van Wideux [1433 km]
De kapel van Wideux uit de 18e E heeft een interessante geschiedenis. Het verhaal gaat dat de kapel is gebouwd ter ere van Onze-Lieve-Vrouw van Lourdes, nadat een inwoner van Wideux in de 19e E op miraculeuze wijze genas na het drinken van water uit een bron in de buurt van de kapel. Het water uit deze bron werd al snel beschouwd als genezend water en trok pelgrims uit de hele regio.
ROUTE: Knptn 178-174-234- richting 176;
493 km Kasteel van Wijer [1443 km]
Het kasteel staat bekend om zijn imposante neogotische bouwstijl en wordt beschouwd als een van de mooiste kastelen van België.
ROUTE: Knptn 176-richting 194; ! ↑ op ca. 3 km na kasteel van Wijer = Terbermenweg (niet schuinrechts straatje richting 194); ↑ naar Nieuwerkerken = Weg naar Schakkebroek; → op einde bij bedrijventerrein; ← na 60 m = Begijnenbosstraat;
|
499 km Nieuwerkerken [1449 km]
Begijnenbosstraat
ROUTE: ↑ door dorpskern; ! ← bij laatste huizen net voor bomenlaan; ← op einde = richting Wijer/Kozen; → bij tankstation = Rozenbosstraat; ! → voor einde straat; Knptn 150-147-richting 189;
504 km Kasteel Nieuwenhoven [1454 km]
Het Kasteel Nieuwenhoven heeft een imposante uitstraling en is omgeven door een slotgracht en een prachtig park. Het kasteel heeft door de eeuwen heen vele veranderingen ondergaan, waaronder de toevoeging van een neoclassicistische vleugel in de 19e E.
ROUTE: Knptn 189-richting 135; ! ← op pad bij fontein en brugje kasteel Speelhof; ↑ rechts lang woonzorgcentrum; → toegangsstaartje naar Sint-Agnesbegijnhof;
|
508 km Sint-Agnesbegijnhof St-Truiden [1458 km]
Ook in Sint-Truiden waren in de stad en omgeving vóór de stichting van het Sint-Agnesbegijnhof (c. 1258→1860 = laatste begijn→...) ongeorganiseerde vrome vrouwen aanwezig. De abt van de benedictijnenabdij van Sint-Trudo, Willem van Rijckel, gaf de aanzet tot de stichting van het begijnhof. De stichtingstekst vermeldt: “Om de godsvrucht bij de over de hele stad verspreid levende begijnen te verhogen en de gevaren van het leven in de wereld in te perken, werden de begijnen in een ommuurde en afsluitbare instelling geplaatst”. De helft van dit ommuurd pleintype werd met huizen bebouwd. De rest was in gebruik als kerkhof, bleekveld, moestuin en boomgaard. Rondom de kerk bevinden zich de begijnhuisjes, de conventshuizen, het Godshuis, het Torenhuis, de infirmerie, de hoeve, de schuur en de pastorie. Van de muur zijn nog enkele fragmenten te zien aan de noordwestzijde. De oorspronkelijke vakwerkhuizen werden vanwege brandgevaar vervangen door de huidige woonhuizen uit de 17e of 18e E en zijn gebouwd in Maaslandse renaissancestijl. In de periode 1957-72 werden veel huizen vernieuwd, waardoor de noordzijde en de zuidwestzijde er vrij modern uitzien. De zuidoostzijde is het best bewaard gebleven, met name de conventen Begijnhof 38 tot 40 uit 1780 en de lintbebouwing Begijnhof 48 tot 54 en 57 tot 60. Andere fraaie gevels in Maasstijl zijn te zien op nr. 10 uit 1690 , nr. 54 uit 1734 en nr. 61 uit 1723. Begijnhof 29 heeft een vakwerkgevel. Begijnhof 30 staat bekend als het Godshuis van de Heilige Drievuldigheid, een convent voor vijf vrouwen met beperkte financiële middelen. Het Torenhuis, Begijnhof 8, was de woning van de meesteres (grootjuffrouw). Het huis dateert uit 1619, bezit een ronde toren en is voorzien van een gevelsteen.
In een pand aan de noordwestzijde van het Begijnhofplein is het Festraetsuurwerk van Truienaar Kamiel Festraets (1904-1974) te bewonderen. Van 1937 tot 1942 bouwde hij dit uniek astronomisch compensatie-uurwerk, dat 4 ton weegt, 6 m hoog is, 4 m lang, 2,5 m breed, en meer dan 20.000 onderdelen bevat.
De begijnhofkerk is beroemd omwille van haar 38 goed bewaarde middeleeuwse fresco's. De oudste muurschilderingen uit het begin van de 14e E waaronder afbeeldingen van de apostelen, bevinden zich in het koor. De meeste schilderingen zijn uit de 16e E en beelden Bijbelse taferelen of episodes van heiligenlevens uit, onder andere van Jezus, Maria, Sint-Gertrudis, Sint-Lucia, Sint-Cecilia, Sint-Genoveva, Sint-Margaretha, Sint-Ursula en Sint-Agnes. Eén ervan beeldt de gruwelijke marteldood van de heilige Agatha uit. In de kerk bevinden zich de grafstenen van de begijn Maria Dullaerts en de grootjuffrouw van het begijnhof Barbara Walscharts (te bezoeken met gids op afspraak).
In een pand aan de noordwestzijde van het Begijnhofplein is het Festraetsuurwerk van Truienaar Kamiel Festraets (1904-1974) te bewonderen. Van 1937 tot 1942 bouwde hij dit uniek astronomisch compensatie-uurwerk, dat 4 ton weegt, 6 m hoog is, 4 m lang, 2,5 m breed, en meer dan 20.000 onderdelen bevat.
De begijnhofkerk is beroemd omwille van haar 38 goed bewaarde middeleeuwse fresco's. De oudste muurschilderingen uit het begin van de 14e E waaronder afbeeldingen van de apostelen, bevinden zich in het koor. De meeste schilderingen zijn uit de 16e E en beelden Bijbelse taferelen of episodes van heiligenlevens uit, onder andere van Jezus, Maria, Sint-Gertrudis, Sint-Lucia, Sint-Cecilia, Sint-Genoveva, Sint-Margaretha, Sint-Ursula en Sint-Agnes. Eén ervan beeldt de gruwelijke marteldood van de heilige Agatha uit. In de kerk bevinden zich de grafstenen van de begijn Maria Dullaerts en de grootjuffrouw van het begijnhof Barbara Walscharts (te bezoeken met gids op afspraak).
ROUTE: → op einde begijnhofplein; → op fietspad langs voorrangsweg; ← bij toegangsweg recreatiegebied Speelhof; Knpt 135;
510 km Sint-Truiden [1460 km]
Sint-Truiden, dat is Trudo, de Frankische edelman die rond 650 een abdij bouwde. Nadat er bij het graf van de heilige Trudo enkele wonderen waren gebeurd, ontwikkelde de plaats zich tot bedevaartsoord. Door de vele pelgrims kwamen ook handel en dienstverlening tot bloei. De Grote Markt is het centrale plein van Sint-Truiden en wordt omringd door prachtige historische gebouwen met de Abdijtoren, de Belforttoren en het rode stadhuis.
ROUTE: Knptn 135-134-richting 168;
|
513 km Brustem [1473 km]
De Torenburcht van Brustem is opvallend door zijn achthoekige vorm en zijn imposante afmetingen. De toren is ongeveer 27 m hoog en heeft een diameter van 15 m. De toren dateert waarschijnlijk uit de 12e of 13e E en maakte deel uit van een groter kasteelcomplex dat in de loop der eeuwen meerdere malen verbouwd en uitgebreid werd.
523 km Mechelen-Bovelingen [1473 km]
Volgens een ets van Remacle Le Loup was Bovelingen een indrukwekkend complex met meerdere torens en gebouwen rond twee binnenpleinen: de erekoer en het erf van de boerderij. In 1919 kochten de Brusselse broers Franz en Paul Wittouck, hoofdaandeelhouders van de Tiense Suikerraffinaderij, het kasteeldomein. Na hun dood werd alles eigendom van de suikerfabriek zelf, het kasteel takelde af en in 1947 vernielde een brand bijna alles. Wat er nog rest zijn de Hoeve Jadoul, de kasteelhoeve van 1745. Uit die periode dateren ook nog de ommuurde moestuin, de manege, een gemetselde ijskelder en een schuilplaats in de vorm van een Romeinse Tempel. Het koetshuis, de oranjerie, de conciërge- en de tuinmanwoning dateren uit de 20e E en zijn eclectisch van stijl. Een prachtig restant van deze glorie is de 420 m lange Rode Dreef. De naam van de dreef verwijst niet naar de 45 rode beuken die in de dreef staan, maar naar het voetpad dat indertijd werd aangelegd met het afval van de rode bakstenen die gebruikt werden voor de bouw van de bijgebouwen.
|
Anekdote
In het kasteelpark liep Boudewijn van België op 22 januari 1891 een nierbloeding op ten gevolge van een verwonding in een duel met de echtgenoot van zijn maîtresse. Hij overleed de dag nadien en werd bijgezet in de crypte van Laken. Hij was de troonsopvolger van Leopold II en bijgevolg werd Albert I koning van België.
In het kasteelpark liep Boudewijn van België op 22 januari 1891 een nierbloeding op ten gevolge van een verwonding in een duel met de echtgenoot van zijn maîtresse. Hij overleed de dag nadien en werd bijgezet in de crypte van Laken. Hij was de troonsopvolger van Leopold II en bijgevolg werd Albert I koning van België.
ROUTE: → op einde kasteeldreef = richting 283; ! ← na 100 m = Gelindenstraat; → Dreefstraat; → Pepingenlaan;
528 km Donjon van Batsheers [1478 km]
De donjon dateert uit de 13e E en is het enige overblijfsel van een voormalig kasteelcomplex. De toren is ongeveer 18 m hoog en heeft een diameter van 14 m. De muren zijn meer dan 2 m dik en de toren was oorspronkelijk voorzien van een ophaalbrug en een schietgat. De toren dienstgedaan als woonhuis, gevangenis en opslagruimte. In de 18e E werd de toren gebruikt als smederij. In de jaren 60 werd de Donjon van Batsheers gerestaureerd en in 1972 werd de toren beschermd als monument.
ROUTE: Knptn 284-160-158;
531 km Heers [1481 km]
Van het voormalig verdwenen begijnhof in de buurt van de Sint-Martinuskerk is niets meer van te zien.
ROUTE: Knptn 159;
532 km Kasteel van Veulen [1482 km]
Het Kasteel van Veulen is een rechthoekig gebouw met vier vleugels, die rondom een binnenplaats zijn gebouwd. De voorgevel van het kasteel is voorzien van twee torens en een fraaie ingangspoort. Het kasteel wordt omgeven door een slotgracht en een park met vijvers en een aantal bijgebouwen.
ROUTE: Knptn 163-richitng 161;
|
537 km Kasteel de Motte [1487 km]
Het oorspronkelijke kasteel uit de 12e E werd gebouwd op een motte, een kunstmatige heuvel die werd opgeworpen voor defensieve doeleinden. Het oorspronkelijke kasteel bestond waarschijnlijk uit een houten toren op de motte, omringd door een houten palissade. Het huidige Kasteel de Motte dateert uit de 17e en 18e E. Het bestaat uit een classicistisch herenhuis met een U-vormige plattegrond rond een binnenplaats. Het heeft een opvallende gevel met rijkelijk versierde details, zoals pilasters, beeldhouwwerk en een monumentale ingang.
ROUTE: Knpt 161;
|
541 km Tjenneboom [1491 km]
De naam ‘Tjenne’ verwijst naar een zekere Johanna Machiels uit het Zuid-Limburgse Helshoven, in beschuldiging gesteld voor hekserij in 1665 en na een twee jaar durend proces veroordeeld tot de doodstraf in 1667. ‘Tjenne de heks’ zou de verpersoonlijking van het kwaad zijn geweest en anderen tot allerlei wandaden hebben aangezet. Haar straf werd uitgesproken aan de voet van een reusachtige linde nabij een vierdorpenkruispunt van twee oude Romeinse heirbanen (GR-wandelboom). De verbranding op de brandstapel van Johanna Machiels vond hier plaats op het hoogstgelegen punt, later de Tjenneheuvel genoemd. Jeanne Machiels kreeg eerherstel in de vorm van een beeld waarbij ze ten hemel wordt gedragen en de bijbehorende zuilen voor meer samenwerking en verdraagzaamheid staan. Op het hoogste punt van Haspengouw met 360°-zicht werd recht gesproken en bevindt zich noch steeds een symboliserende galgenboom.
ROUTE: Knptn 161-richting 151;
|
542 km Kasteel de Tornaco [1492 km]
Het kasteel in neoclassicistische stijl werd gebouwd in de 19e E en diende als residentie voor de adellijke familie de Tornaco.
ROUTE: richting 151 = 2-sporige betonweg steil omhoog; ! → betonweg na 700 m; ! ← na 70 m = betonweg; ↑ N784 oversteken = betonweg; → op Y-splitsing betonwegen; ↑ aanhouden op betonweg; ← op brede betonweg; ← op kasseienstraat = Manshovenstraat; ↑ bij Manshovenhof;
|
546 km Manshovenhof [1496 km]
ROUTE: ↑ op einde kasseienstraat = veldweg;
546 km Begijnekruis met opschrift [1496 km]
HIER LYCT BEGRAEVEN GERTUVD VANDERMASE BEGEYNE DYT STERFT A 1622 DEN 26 MEY BIDT VOER DYE ZIELE.
Het begijnekruis, geplaatst omstreeks 1622, is een oud voorbeeld van een ongelukskruis, dat bovendien getuigt van het oude volksgebruik om langs wegen allerhande heiligenmonumenten op te richten.
Het begijnekruis, geplaatst omstreeks 1622, is een oud voorbeeld van een ongelukskruis, dat bovendien getuigt van het oude volksgebruik om langs wegen allerhande heiligenmonumenten op te richten.
ROUTE: ↑ bij Begijnekruis; ← op asfaltwegje; Knptn 156;
549 km Landmark Romeinse villa [1499 km]
554 km Borgloon [1504 km]
Op de Borgheuvel stond destijds de burcht van de Graven van Loon. In 1031 is er voor het eerst sprake van een graaf van Loon. Zoals alle feodale heren van hun tijd, probeerden de graven van Loon hun gebieden, inkomsten en bijgevolg dus ook hun macht steeds verder uit te breiden. Het was een wirwar aan heerlijkheden en vrijheden. Tussenin lagen er heel wat enclaves die afhingen van de hertog van Brabant (zoals Lommel) of de prins-bisschop van Luik (zoals Alken, Hasselt, Diepenbeek en Tongeren). Andere gebieden (zoals Thorn of Rekem) waren op hun beurt dan weer rechtstreekse verantwoording verschuldigd aan de Duitse keizer. De graven van Loon hebben het geregeld aan de stok met hun leenheer, de prins-bisschop van Luik. In 1179 verliest graaf Gerard van Loon de strijd met de prins-bisschop van Luik waarna hij het machtscentrum van Borgloon naar het Prinsenhof in Kuringen verhuist. In 1366 gaat het graafschap dan toch definitief op in het prinsbisdom Luik. Hoewel het graafschap daarna geleid wordt door de prins-bisschop, blijft het voortbestaan. De oude instanties en indelingen worden in stand gehouden. Elke prins-bisschop moet bij zijn aantreden trouw zweren aan de Loonse wetgeving. Samen met de Zuidelijke Nederlanden wordt Loon op 1 oktober 1795 ingelijfd bij de Eerste Franse Republiek wat het definitieve einde betekent van het Graafschap Loon. De sterk vervallen burcht bleef overeind tot 1870. Op de burchtheuvel kan men genieten van een prachtig uitzicht over heel Zuid-Haspengouw. Op het Speelhof staan het Kapittelhuis en de Sint-Odulfuskerk met prachtig barokke interieur.
Drie markante vrouwen hebben elkaar hier ontmoet. Jutta van Borgloon was een ‘recluse’ die zich vrijwillig liet insluiten in een cel tegen de koormuur van de Sint-Odulphuskerk. Christina van Brustem verbleef hier in de omgeving van Jutta gedurende negen jaren. Na een periode van isolement ontdekte zij hier eigen missie onder de mensen. De jongere Lutgardis van Tongeren kwam hier bij Jutta op bezoek en deelde met haar een gelukzalige mystieke ervaring. Het is op aanraden van Christina dat Lutgardis nadien is overgegaan naar de abdij van Aywiers. Samen met een tiental anderen behoren Jutta, Lutgardis en Christina tot een groep van vrouwen uit het Graafschap Loon en het Prinsbisdom Luik. Hun vermaarde tijdgenoot kardinaal Jacques de Vitry (+ 1240) noemde hen samen met de elders levende Ida van Gors-Leeuw, Juliana van Cornillon, Elisabeth van Spalbeek, Maria van Oignies, Jutta (Ivetta) van Huy… ‘mulieres religiosae’. Deze beleefden hun geloof als vrije vrouwen, elk op hun eigen unieke wijze, niet gebonden aan clerus of kerkelijke cultus. Velen van hen waren mystici en werden vereerd als levende ‘Heilige vrouwen’ in tegenstelling tot heiligen die na hun dood werden gecanoniseerd en daarna pas werden vereerd.
Anekdote
Nadat in 2020 de laatste zusters de abdij Mariënlof verlieten en de abdij in privéhanden terecht kwam, is de kerk in het bezit van enkele bijzondere voorwerpen uit de abdij Mariënlof. Zo is er de Bidstoel van de heilige Lutgardis van Tongeren. Lutgardis wordt vereerd om een voorspoedige bevalling te bekomen. Volgens een eeuwenoude traditie kunnen vrouwen, met een onvervulde kinderwens, op de stoel plaatsnemen in de hoop zwanger te raken. Ook Koningin Fabiola nam plaats op deze stoel, maar het mocht niet baten, ze bleef kinderloos. De stoel, gemaakt rond 1200, is als oudste zitmeubel van België toegevoegd aan de Vlaamse erfgoedlijst. Het andere voorwerp is een bijzonder reliekschrijn, het beschilderde Sint-Odiliaschrijn uit 1292, een van de vroegste voorbeelden van paneelschildering in de Nederlanden. |
Begijnhof van Grathem (1258→1813)
Sociale wijk Begijnhof, verwijzend naar het voormalige begijnhof
De Hospitaal- en begijnhofkapel is de enige restant van het uit 9 huizen bestaande begijnhof dat buiten de toenmalige stadswal lag in de wijk Graeth. De Romaans gotische Graethemkapel is o.m. de begraafplaats van de Loonse Graaf Lodewijk I (+ 1171) en zijn echtgenote Gravin Agnes (+ 1175).
Sociale wijk Begijnhof, verwijzend naar het voormalige begijnhof
De Hospitaal- en begijnhofkapel is de enige restant van het uit 9 huizen bestaande begijnhof dat buiten de toenmalige stadswal lag in de wijk Graeth. De Romaans gotische Graethemkapel is o.m. de begraafplaats van de Loonse Graaf Lodewijk I (+ 1171) en zijn echtgenote Gravin Agnes (+ 1175).
ROUTE: → op einde op voorrangsweg; Knptn 154-richting 155; ! ← 150 m na Speelhof (marktplein) richting Mariavreugde = Nieuwland;
554 km Nieuwland = voormalig Brigittijnenklooster [1504 km]
Klooster van een weinig verbreide orde, met name de brigittijnen, waarvan de mannelijke tak thans is uitgestorven, en de vrouwelijke slechts op vier plaatsen (buiten België) nog bestaat. In die zin is het een merkwaardig religieus-historisch erfgoed. De brrigittijnen waren afkomstig van de Sint-Sixtusabdij te Westvleteren, welke van 1610 tot 1784 heeft bestaan en een der voorlopers was van de huidige trappistenabdij aldaar. In 1846 werd het aangekocht door aartsbisschop Joannes Zwijsen als refugiehuis voor de Zusters van Liefde van Tilburg. In 1849 openden de zusters in dit gebouw een kostschool voor meisjes. Later kwam er ook een lagere school.
ROUTE: → op einde kloostermuur; ! ← op einde kloostermuur, voor kerkhof en elektriciteitsgebouwtje = Graaf; → op kruispunt, 20 m tegen verkeer in = Wellenstraat; ↑ op kruispunt = Wellenstraat; ! ↑ over kasseien door de Stroopfabriek; ← op einde plein tussen fabrieksgebouwen door; → fietspad bij appartementsblok; ! ← voor 2e brug over fietspad = kasseienstraat omhoog; → op einde; → fietspad langs voorrangsweg; ← na 200 m richting Jesseren; ↑ na 50 m = doodlopende weg;
558 km Rullekoven [1508 km]
Straatnaam Begijnenstraat
ROUTE: ! → veldweg na 20 m = Begijnenstraat, is op einde betonweg; → op einde op vorrangsweg; ← na 20 m richting Abdij Mariënlof = Colenstraat; ← 60 m richting Abdij Mariënlof; ← na brug over spoorwegfietspad = links langs kloostermuur;
559 km Abdij Mariënlof [1509 km]
De abdij Mariënlof, het klooster Colen in de volksmond, verwijzend naar de stichteres Maria van Colen in de 15e E is enig gelegen in het Haspengouwse landschap. Nadat in 2020 de laatste zusters de abdij verlieten en de abdij in privéhanden terecht kwam, zijn de 'Bidstoel van de heilige Lutgardis van Tongeren' en het 'Sint-Odiliaschrijn' uit 1292, verhuisd naar de Sint-Odulfuskerk in Borgloon.
ROUTE: → op bredere betonweg = Hagebroekstraat; → op Y-splitsing met kapelletje; → in dorpskern Kerniel = Leemzaal; ← op einde; → op einde; ↑ op 2 kruispunten = richting Gors-Opleeuw; ← richting Guigoven; ! → na 600 m;
|
565 km Gors-Opleeuw [1515 km]
577 km Henis [1527 km]
Het begijnhof van Henis werd gesticht in de 17e E en was actief tot in de 19e E. Het was relatief klein en bestond uit een aantal kleine huisjes, een kapel en een gemeenschapshuis. Behalve enkele foto's en documenten die in lokale archieven zijn bewaard is er niets van terug te vinden.
ROUTE: Knptn 107-richting 111; ! ↑ fietspad langs ringweg Tongeren; → na kloostergebouw Picpussen = Watertorenstraat; ← bij school; ← op N79 Sint-Truidersteenweg; tussen de hoek van de Kogelstraat en de ring lag het oude gasthuis met begijnhof;
582 km Tongeren [1532 km]
In 57 v. Chr. begonnen de Romeinen hun veroveringstochten in Gallië en richtten in 54 v. Chr. een kamp op in Tongeren (Atuatuca Tungrorum). Ambiorix en Catuvolcos waren de leiders van de Eburonen, een Gallische stam in het noorden van Gallië (Gallia Belgica) tussen Maas en Rijn. We aanschouwen de Romeinse muur waar deze het hoogst is, zo een 5 à 6 meter. Via een metalen trap gaat het dan naar de tempelsite en op de markt van Tongeren wacht ons het standbeeld van Ambiorix. Met een list lokt Ambiorix het 14e Romeinse legioen van Cotta en Sabinus in een hinderlaag in een diepe vallei en slacht ca. 9000 Romeinen af. De nederlaag is een zware klap voor het aanzien van Rome waarop Caesar 10 legioenen naar Gallië stuurt om de opstand neer te slaan. Als wraak maakt de Romeinse keizer Julius Caesar jacht op de Eburonen. De inwoners worden afgevoerd en als oorlogsbuit verkocht waardoor de Eburonen uit de officiële geschiedschrijving zouden verdwijnen. Ambiorix kan doch ontsnappen en zoekt zijn toevlucht in het Ardense woud waar hij spoorloos verdwijnt.
Onder Keizer Trajanus (98-117 n. Chr.) werd Atuatuca Tungrorum een citivas (hoofdplaats), de Civitas Tungrorum, en verwierf ze de status municipium (stad met bestuursrecht met beperkt Romeins burgerrecht). Ze was tevens garnizoens- en bevoorradingsplaats voor de troepen aan de Rijn, de grens met Germania (Limes). De stad bezat een tempelcomplex, thermen, een forum en werd omringd door een 4544 m lange muur met 22 torens. Na plundertochten van Germaanse volkeren in de 3e E, kreeg de stad een kleinere beter te verdedigen muur van 2680 m. Op de markt staat ook de imponerende O.L.V.-Basiliek met zijn 64 m hoge toren. Aan de zijkant ervan bevindt zich de toegang tot het Teseum met de ondergrondse archeologische site, de kerkschatten en de Romaanse kloostergang. Achter de basiliek illustreert het Europees bekroonde Gallo-Romeins museum het Gallo-Romeinse verhaal van Tongeren.De Moerenpoort (1379) is deel van de middeleeuwse stadsmuur. Na de Romeinse periode was de handelsstad eeuwenlang het mikpunt van invallen en verwoestingen. Door de militaire dreiging van omliggende vorstendommen zoals het graafschap Loon, het hertogdom Brabant en de nabijgelegen Maas- en Rijnlandse gebieden werden tussen 1241 en 1290 de stadswallen gebouwd. Zes poorten op de belangrijkste invalswegen verzekerden de toegang tot de stad. De verdedigingswallen hielden stand tot Lodewijk XIV in 1677 tijdens de Frans-Nederlandse oorlog (1672-1679) de stadsmuren liet opblazen en de stad in brand stak.
Onder Keizer Trajanus (98-117 n. Chr.) werd Atuatuca Tungrorum een citivas (hoofdplaats), de Civitas Tungrorum, en verwierf ze de status municipium (stad met bestuursrecht met beperkt Romeins burgerrecht). Ze was tevens garnizoens- en bevoorradingsplaats voor de troepen aan de Rijn, de grens met Germania (Limes). De stad bezat een tempelcomplex, thermen, een forum en werd omringd door een 4544 m lange muur met 22 torens. Na plundertochten van Germaanse volkeren in de 3e E, kreeg de stad een kleinere beter te verdedigen muur van 2680 m. Op de markt staat ook de imponerende O.L.V.-Basiliek met zijn 64 m hoge toren. Aan de zijkant ervan bevindt zich de toegang tot het Teseum met de ondergrondse archeologische site, de kerkschatten en de Romaanse kloostergang. Achter de basiliek illustreert het Europees bekroonde Gallo-Romeins museum het Gallo-Romeinse verhaal van Tongeren.De Moerenpoort (1379) is deel van de middeleeuwse stadsmuur. Na de Romeinse periode was de handelsstad eeuwenlang het mikpunt van invallen en verwoestingen. Door de militaire dreiging van omliggende vorstendommen zoals het graafschap Loon, het hertogdom Brabant en de nabijgelegen Maas- en Rijnlandse gebieden werden tussen 1241 en 1290 de stadswallen gebouwd. Zes poorten op de belangrijkste invalswegen verzekerden de toegang tot de stad. De verdedigingswallen hielden stand tot Lodewijk XIV in 1677 tijdens de Frans-Nederlandse oorlog (1672-1679) de stadsmuren liet opblazen en de stad in brand stak.
582 km Begijnhof Sint-Catharina [0 km]
begijnhof Sint-Catharina (1243→1856 = laatste begijn → 1861)
In Tongeren woonden er vóór 1243 begijnen in de nabijheid van het oude Sint-Jacobsgasthuis, dat toen buiten de Kruispoort gelegen was. In 1245 kregen de begijnen de toelating om een begijnhof te bouwen dat omgeven was door een muur. Om Tongeren te verdedigen tegen invallen werd tussen 1240 en 1290 een omwalling gebouwd rond het centrum. Hierdoor kwam het woongebied van de begijnen buiten de stadsmuren te liggen. In 1257 legden Tongerse begijnen de basis van het Sint-Catharinahof aan de Jeker binnen de stadsmuren aan de Moerenpoort. Moeren verwijst naar het drassige gebied van bossen en weilanden in het stroomgebied van de rivier de Jeker, waarvan het huidige natuurgebied 'De Kevie' deel uitmaakte en waar de stadspoort op uitgaf. Het typisch stadsbegijnhof met vroeggotische kerk en infirmerie bleef in grote mate bewaard. Het Sint-Catherinabegijnhof behoort tot de oudste begijnhoven van Vlaanderen. Het is van het stedelijke type met 8 straten. Het eerste stenen huis dateert van 1614. De begijnenbevolking steeg van 135 begijnen in 1617 naar 253 begijnen in 1664. De boomgaard, het huidige plein ‘Onder de Linde’ werd door uitbreiding in de 17e E volgebouwd. In 1677 bliezen de Franse troepen onder leiding van Lodewijk XIV de stadsmuren op en staken de stad in brand. Door een compromis met de Franse troepen bleef het begijnhof gespaard. Ten gevolge van de Franse revolutie kwam in 1797 het begijnhof onder bewind van de Godshuizencommissie, het latere OCMW. Deploige Joanna Catharina (07/01/1772 - †01/01/1861 in Widooie) was de laatste begijn van het Catharinabegijnhof van Tongeren. Op 30/06/1792 maakte zij haar intrede in het Catharinabegijnhof van Tongeren.
Het begijnhofmuseum Beghina, gevestigd in een authentieke begijnenwoning uit 1660 inclusief middeleeuwse kelder en museumwinkeltje, geeft een inzicht op de levenswijze van de begijnen.
In Tongeren woonden er vóór 1243 begijnen in de nabijheid van het oude Sint-Jacobsgasthuis, dat toen buiten de Kruispoort gelegen was. In 1245 kregen de begijnen de toelating om een begijnhof te bouwen dat omgeven was door een muur. Om Tongeren te verdedigen tegen invallen werd tussen 1240 en 1290 een omwalling gebouwd rond het centrum. Hierdoor kwam het woongebied van de begijnen buiten de stadsmuren te liggen. In 1257 legden Tongerse begijnen de basis van het Sint-Catharinahof aan de Jeker binnen de stadsmuren aan de Moerenpoort. Moeren verwijst naar het drassige gebied van bossen en weilanden in het stroomgebied van de rivier de Jeker, waarvan het huidige natuurgebied 'De Kevie' deel uitmaakte en waar de stadspoort op uitgaf. Het typisch stadsbegijnhof met vroeggotische kerk en infirmerie bleef in grote mate bewaard. Het Sint-Catherinabegijnhof behoort tot de oudste begijnhoven van Vlaanderen. Het is van het stedelijke type met 8 straten. Het eerste stenen huis dateert van 1614. De begijnenbevolking steeg van 135 begijnen in 1617 naar 253 begijnen in 1664. De boomgaard, het huidige plein ‘Onder de Linde’ werd door uitbreiding in de 17e E volgebouwd. In 1677 bliezen de Franse troepen onder leiding van Lodewijk XIV de stadsmuren op en staken de stad in brand. Door een compromis met de Franse troepen bleef het begijnhof gespaard. Ten gevolge van de Franse revolutie kwam in 1797 het begijnhof onder bewind van de Godshuizencommissie, het latere OCMW. Deploige Joanna Catharina (07/01/1772 - †01/01/1861 in Widooie) was de laatste begijn van het Catharinabegijnhof van Tongeren. Op 30/06/1792 maakte zij haar intrede in het Catharinabegijnhof van Tongeren.
Het begijnhofmuseum Beghina, gevestigd in een authentieke begijnenwoning uit 1660 inclusief middeleeuwse kelder en museumwinkeltje, geeft een inzicht op de levenswijze van de begijnen.
ROUTE: → bij kerk; ↑ naar pleintje met lindeboom = Onder de Linde; ← na begijnhofmuseum = Sint-Ursulastraat met begijnhofkapel en infirmerie; → op einde; → voor stadspoort Moerenpoort;
582 km Middeleeuwse stadsmuur Tongeren [0 km]
ROUTE: ← op einde; → in bocht naar links = Oude Blaarstraat; Knptn 113-86;
592 km Wijnkasteel Genoelselderen [10 km]
595 km Commanderij Alden Biesen [13 km]
De Duitse Orde was, naast de Orde van de Tempeliers en de Maltezer Orde die zich later nog eens opsplitste in de Johannieterorde, één van de middeleeuwse ridderordes die dienden om de pelgrims naar Jeruzalem te beschermen en te verzorgen. Het waren ridders uit het Duitse Rijk, waartoe in de middeleeuwen ook de Nederlanden en Bourgondië behoorden. De Duitse Orde groeide uit tot 300 afzonderlijke balijen. Een balije is te omschrijven als een provincie van een geestelijke orde. Elke balije telde verschillende commanderijen bestaande uit stadsresidenties, kastelen en landgoederen met pachthoeven. Alden Biesen bezat twaalf onderhorige commanderijen in het huidige Belgisch Limburg, Nederlands Limburg en het Duitse Westfalen. Een typische commanderij bestond uit een of meerdere kerken, een grote woning voor de commandeur, gebouwen voor de ridders en voor de aan de ridderlijke orde verbonden priesters en zusters. Commanderijen waren zelfvoorzienend en brouwden daarom vaak hun eigen bier, ze maalden graan en de tienden van de pachters op het landgoed werden in bouwhuizen opgeslagen. De landcommandeur regeerde vanuit de landcommanderij en stond onder het gezag van de Duitsmeester.
ROUTE: Knptn 85-richting 200; ! → op einde kerk;
601 km Bilzen [19 km]
Begijnhof Onze-Lieve-Vrouw van 7 Smarten / Heilige Barbara (1256→1860)
In het midden van de 13e E leefden in Bilzen en omgeving een aantal ‘godsvruchtige dochters’ die van de juffrouwen van Schueren en Rommershoven een onbewoond terrein naast een beek aan de voet van de Borreberg kregen. Zij timmerden zelf een aantal huisjes in elkaar. Door bemiddeling van Renerus, kanunnik van Tongeren, keurde de bisschop van Luik, Hendrik van Gelder, op 24 oktober 1256 de oprichting van het begijnhof goed. Het werd toegewijd aan Onze-Lieve-Vrouw van Zeven Weeën en aan de H. Barbara. Tot 1848 bleef het begijnhof als zodanig functioneren, maar geleidelijk stierven de begijntjes uit. De laatste begijn was Anna Francisca Noël, welke in een van de twee resterende begijnenhuisjes woonde. Nadat zij stierf werd dit huisje in 1890 verkocht. De twee huisjes werden in 2011 verbouwd tot een eengezinswoning en bevinden zich aan het huidige Begijnhof 6. De kern van de huisjes is 17e-eeuws.
Straatnaam Begijnhof
In het midden van de 13e E leefden in Bilzen en omgeving een aantal ‘godsvruchtige dochters’ die van de juffrouwen van Schueren en Rommershoven een onbewoond terrein naast een beek aan de voet van de Borreberg kregen. Zij timmerden zelf een aantal huisjes in elkaar. Door bemiddeling van Renerus, kanunnik van Tongeren, keurde de bisschop van Luik, Hendrik van Gelder, op 24 oktober 1256 de oprichting van het begijnhof goed. Het werd toegewijd aan Onze-Lieve-Vrouw van Zeven Weeën en aan de H. Barbara. Tot 1848 bleef het begijnhof als zodanig functioneren, maar geleidelijk stierven de begijntjes uit. De laatste begijn was Anna Francisca Noël, welke in een van de twee resterende begijnenhuisjes woonde. Nadat zij stierf werd dit huisje in 1890 verkocht. De twee huisjes werden in 2011 verbouwd tot een eengezinswoning en bevinden zich aan het huidige Begijnhof 6. De kern van de huisjes is 17e-eeuws.
Straatnaam Begijnhof
ROUTE: ← op einde; ← na 30 m = over parking; ← grindpad op einde parking voor rivier de Demer; ↑ na brugje over Demer; ↑ Kloosterwal/Ridderwal; → op einde Ridderwal; Knptn 200-504-richting 104;
606 km Kapel van het Geheim Leger [24 km]
ROUTE: Knptn 104-69-567-64-532-62-63;
624 km Rekem [42 km]
628 km Lanaken [46 km]
Waterburcht (12e E) en kasteel Pietersheim
ROUTE: Knptn 54; richting 10;
630 km Kasteel Hocht [48 km]
634 km Smeermaas [52 km]
Grens België/Nederland
ROUTE: Knpt richting 1; ! → door neo-classicistische poort op kasseienstraat richting Grote Markt van Maastricht; ← voor parking; → voor oud kloostergebouw; ← na muur Sint-Andrieskapel; ← langs kloostermuur;
638 km Maastricht [56 km]
In Maastricht woonde in het begin van de 13e E ‘eene vrome dochter in een haar toebehorend huis te Sint-Pieter met eenige gezellinen’. Deze stichting aan de Sint-Pietersberg bouwde een kapel en kreeg als naam het Sint-Catharinabegijnhof (1251→1502). De Aldenhof was een begijnenhof dat Catharina Bongert in 1251, toen buiten de stadsmuur gelegen, gesticht had. Elisabeth de Molendino, besliste bij testament dat haar huis na haar dood zou ingericht worden ‘tot samenwoning van 15 of 16 vrome maagden uit den goeden stand… ten einde daar, onder het bestuur ener overste en onder het toezicht van de Prior en de Lector van het klooster der Dominicanen, godvruchtig te leven’. Sinds 1357 is er over dit ‘begijnenconvent’ dat de naam Catharinadal droeg niets meer teruggevonden. Mogelijk hebben de ‘begijnen’ zich aangesloten bij de faliezusters die zich in 1470 in Maastricht vestigden. Deze zusters hielden zich hoofdzakelijk bezig met de verpleging van zieken. Nu zijn er in Maastricht aan de Begijnenstraat en het Faliezusterspark nog gerestaureerde huizen van het voormalige Faliezustersklooster te vinden. Er bevonden zich op de zuidelijke Jekertak talloze molens. Slechts één daarvan, de Vief Köpp (Vijf Koppen), ook wel Begijnenmolen genoemd, haalde de 19e E. Maastricht was het zuidelijkste punt in de Noordelijke Nederlanden en zoals in andere begijnhoven aldaar namen de begijnen in 1494 de regel van de franciscaanse Derde Orde aan. Ook in het Sint-Andriesconvent (1264→1426) namen de begijnen deze regel aan. In het centrum van Maastricht bevonden zich verscheidene begijnenconventen. Het hof Zwesteren van Wiric Borneken wordt in 1317 één keer vermeld in een testament. Het zal een der vele huizen betreffen die geschonken werden aan leefgemeenschappen van vrouwen, die we meestal als begijnen aanduiden. Waar het huis stond is niet bekend maar het viel onder de parochie St. Matthias in het noordelijk deel van middeleeuws Maastricht. Een tekst van de site 'Blik op de wereld van 13 en 17 mei 1938' vermeld: "In 1316 kreeg men de geestelijke leiding van een begijnhof, gesticht door een zekeren Wiric Borneke en in 1350 over het begijnhof, dat pas gesticht was aan de tegenwoordige Begijnenstraat. De Dorninikanen traden op, als raadgevers van de burgerij en de namen van hun prioren vindt men vermeld op officieele stukken naast die van de schepenen der stad en andere hoogwaardigheidsbekleders. Zoo nam men in het leven der stad een vooraanstaande en belangrijke plaats in". Het schrift 'Bonne et Servante, uit de geschiedenis van de Maastrichtse vrouw, Maastricht 1986' vermeldt ook de geschiedenis van de 'bekering' van Blinde Stijn (Christina Mulders, ca. 1641), die als begijntje woonde op de Beld, een conventje achter de Sint-Matthiaskerk.
638 km Sint-Andrieskapel en poortrestanten [56 km]
Van het voormalig Sint-Andriesconvent (1264→1426) resten de kapel en gerestaureerde muur en toegangspoort. Dit gebouw stond buiten de eerste stadsmuur en er huisden in de 13e E begijnen. In de Sint Catharinastraat tegenover de Sint-Matthiaskerk lag het Sint Catharinagasthuis en -kapel. Er was ook hier sprake van een begijnenconvent.
ROUTE: ← op voorrangsweg met fietsstroken; → op kasseienstraat richting Grote Markt; → op einde = Grote Gracht; ← na 80 m tegen eenrichtingsverkeer in = Helmstraat; ← op Vrijthof (rechts op het Vrijthof ligt de Sint-Servatiusbasiliek); ! ← op einde Vrijthof = Bredestraat; ! → asfaltweg volgen op kruispunt bij voormalig kerkgebouw = Hondstraat; ! ← voetgangerszone 50 m voor de voormalige Minderbroederkerk = Stenenbrug; ! ↑ na 50 m = Ridderstraat [Begijnhof Hondertmarckconvent]; ← op einde bij koor voormalige Minderbroederkerk; → op einde; ← na Helpoort; → na 20 m; het wit gebouw links is de oude Begijnenmolen;
639 km Helpoort [57 km]
Het Hondertmarckconvent, voormalige Begijnenmolen, Faliezusterklooster en straatnaam Begijnenstraat.
Het Hondertmarckconvent was een begijnenhof in de Ridderstraat, achter het koor van de eerste Minderbroederskerk en in de directe nabijheid van het kapittel van Onze Lieve Vrouwe. Er zijn nog wat bouwresten van bewaard gebleven. De naamgeving 'Hondertmarck' aan het huidige 'ingebreide' nieuwbouwcomplex tussen Ridderstraat en Onze Lieve Vrouweplein gaat terug op dit kloostertje. Later werd dat begijnenhof bekend onder de naam Convent der Zeven Weeën, maar het is niet bekend of dat nog steeds het oorspronkelijke hof was. Over een leefregel is niets bekend. De vroegste vermelding is van 1294 en het hof bestond in elk geval nog in 1377.
De tertiarissen van Sint Dominicus begonnen als een begijnenhof in de buurt van de eerste Minderbroederskerk. De naam doet vermoeden dat het hof in een Derde Orde-klooster omgezet is. De laatste vermelding is van 1357.
Het Hondertmarckconvent was een begijnenhof in de Ridderstraat, achter het koor van de eerste Minderbroederskerk en in de directe nabijheid van het kapittel van Onze Lieve Vrouwe. Er zijn nog wat bouwresten van bewaard gebleven. De naamgeving 'Hondertmarck' aan het huidige 'ingebreide' nieuwbouwcomplex tussen Ridderstraat en Onze Lieve Vrouweplein gaat terug op dit kloostertje. Later werd dat begijnenhof bekend onder de naam Convent der Zeven Weeën, maar het is niet bekend of dat nog steeds het oorspronkelijke hof was. Over een leefregel is niets bekend. De vroegste vermelding is van 1294 en het hof bestond in elk geval nog in 1377.
De tertiarissen van Sint Dominicus begonnen als een begijnenhof in de buurt van de eerste Minderbroederskerk. De naam doet vermoeden dat het hof in een Derde Orde-klooster omgezet is. De laatste vermelding is van 1357.
ROUTE: → op einde = Begijnenstraat [rechts ligt het voormalig Faliezusterklooster]; ← op einde Begijnenstraat; → voor brug = kasseienstraat langs binnenkant middeleeuwse stadsmuur = Nieuwenhofstraat;
640 km Nieuwenhof [58 km]
Het voormalig begijnhof met begijnhofkapel, waar de straat 90° naar rechts draait, maakt nu deel uit van Het University College. Een plaket tegen de muur verwijst naar het begijnhof. Op deze plek bouwden de begijnen in 1482 hun begijnhof, dicht tegen de tweede stadsmuur. De gotische kapel van de Nieuwenhof dateert uit de 15e E, het kloostercomplex is in hoofdzaak uit de 16e E. In de loop van de 16e E ontwikkelde de begijnengemeenschap over in het klooster van ‘tertiarissen van Sint Franciscus’. Aan het begin van de 17e E was de Nieuwenhof een klooster waarin de nonnen een leven in contemplatie en gebed leidden met de ziekenzorg als enige wereldse activiteit. In de Franse tijd werd het klooster opgeheven. In 1796 kreeg de Nieuwenhof een nieuwe bestemming als R.K. Armenhuis voor de opvang van rooms-katholieke behoeftige halve wezen. Eind 19e E namen de Zusters van Liefde, in Maastricht beter bekend als de Zusters onder de Bogen, de meisjesafdeling onder hun hoede. Tot 1980 fungeerde de Nieuwenhof als kindertehuis. De universiteit nam het gebouwencomplex na een ingrijpende renovatie in 1982 in gebruik voor de huisvesting van de in 1979 opgerichte Faculteit der Rechtsgeleerdheid tot deze in 1998 verhuisde naar het voormalige Gouvernementsgebouw en waarna Het University College de Nieuwenhof betrok.
ROUTE: ↑ bomenlaan kruisen (links ligt het Natuurhistorisch Museum Maastricht in het voormalige Grauwzustersklooster); ← op asfaltstraat = Tongersestraat; Knptn 3-12-richting 411;
640 km Kevintsje Sint Maartenshuizen [58 km]
In Maastricht werd het woord ‘conventje’ in het dialect verbasterd tot ‘kevintsje’. Het wordt zonder verder onderscheid gebruikt voor een huis of convent waarin ongehuwde vrouwen samenleefden, al dan niet in een religieuze gemeenschap. 50 m verder op de rechtse hoek met de Groote Looierstraet is in 1715 het Kevintsje Sint Maartenshuizen gesticht door ‘Joffe Helena Frencken. De ongetrouwde en kinderloze Martinus verzocht in zijn testament aan zijn 3 zussen om uit zijn nalatenschap een hofje te stichten. Zijn jongste zus Helena nam deze taak op zich. Aldus werd in 1715 een begijnhof gebouwd met 13 huisjes voor vrome katholieke vrouwen. De huisjes zitten verborgen achter de toegangspoort in de Groote Looierstraet 27 met een geblokte poortomlijsting uit Naamse steen waarin een reliëf van Sint Maarten en een bedelaar aangebracht zijn. In een tijdvers eronder is het jaar van de stichting te lezen.
641 km Fort Sint-Pieter [59 km]
Het Fort Sint-Pieter maakte deel uit van de vestingwerken van Maastricht en bood een strategisch uitzicht over de omgeving. Het werd gebouwd in de vorm van een sterrenfort en beschikte over kazematten, bastions en een uitgebreid gangenstelsel dat onder de Sint-Pietersberg liep.
ROUTE: Knpt richting 411;
|
642 km uitzichtplatform ENCI-groeve [60 km]
643 km Sint-Pieter [61 km]
Voormalig begijnhof
ROUTE: → bij kerk Sint-Pieter; ← op venterweg voor doorgangsweg; → voorrangsweg oversteken; ← op fietspad na oversteken; ↑ fietspad onder ringweg door; ← voorrangsweg oversteken en over voetgangers- en fietsbrug over de Maas;