Tongeren [0 km]
In 57 v. Chr. begonnen de Romeinen hun veroveringstochten in Gallië en richtten in 54 v. Chr. een kamp op in Tongeren (Atuatuca Tungrorum). Ambiorix en Catuvolcos waren de leiders van de Eburonen, een Gallische stam in het noorden van Gallië (Gallia Belgica) tussen Maas en Rijn. We aanschouwen de Romeinse muur waar deze het hoogst is, zo een 5 à 6 meter. Via een metalen trap gaat het dan naar de tempelsite en op de markt van Tongeren wacht ons het standbeeld van Ambiorix. Met een list lokt Ambiorix het 14e Romeinse legioen van Cotta en Sabinus in een hinderlaag in een diepe vallei en slacht ca. 9000 Romeinen af. De nederlaag is een zware klap voor het aanzien van Rome waarop Caesar 10 legioenen naar Gallië stuurt om de opstand neer te slaan. Als wraak maakt de Romeinse keizer Julius Caesar jacht op de Eburonen. De inwoners worden afgevoerd en als oorlogsbuit verkocht waardoor de Eburonen uit de officiële geschiedschrijving zouden verdwijnen. Ambiorix kan doch ontsnappen en zoekt zijn toevlucht in het Ardense woud waar hij spoorloos verdwijnt.
Onder Keizer Trajanus (98-117 n. Chr.) werd Atuatuca Tungrorum een citivas (hoofdplaats), de Civitas Tungrorum, en verwierf ze de status municipium (stad met bestuursrecht met beperkt Romeins burgerrecht). Ze was tevens garnizoens- en bevoorradingsplaats voor de troepen aan de Rijn, de grens met Germania (Limes). De stad bezat een tempelcomplex, thermen, een forum en werd omringd door een 4544 m lange muur met 22 torens. Na plundertochten van Germaanse volkeren in de 3e E, kreeg de stad een kleinere beter te verdedigen muur van 2680 m. Op de markt staat ook de imponerende O.L.V.-Basiliek met zijn 64 m hoge toren. Aan de zijkant ervan bevindt zich de toegang tot het Teseum met de ondergrondse archeologische site, de kerkschatten en de Romaanse kloostergang. Achter de basiliek illustreert het Europees bekroonde Gallo-Romeins museum het Gallo-Romeinse verhaal van Tongeren.De Moerenpoort (1379) is deel van de middeleeuwse stadsmuur. Na de Romeinse periode was de handelsstad eeuwenlang het mikpunt van invallen en verwoestingen. Door de militaire dreiging van omliggende vorstendommen zoals het graafschap Loon, het hertogdom Brabant en de nabijgelegen Maas- en Rijnlandse gebieden werden tussen 1241 en 1290 de stadswallen gebouwd. Zes poorten op de belangrijkste invalswegen verzekerden de toegang tot de stad. De verdedigingswallen hielden stand tot Lodewijk XIV in 1677 tijdens de Frans-Nederlandse oorlog (1672-1679) de stadsmuren liet opblazen en de stad in brand stak.
Onder Keizer Trajanus (98-117 n. Chr.) werd Atuatuca Tungrorum een citivas (hoofdplaats), de Civitas Tungrorum, en verwierf ze de status municipium (stad met bestuursrecht met beperkt Romeins burgerrecht). Ze was tevens garnizoens- en bevoorradingsplaats voor de troepen aan de Rijn, de grens met Germania (Limes). De stad bezat een tempelcomplex, thermen, een forum en werd omringd door een 4544 m lange muur met 22 torens. Na plundertochten van Germaanse volkeren in de 3e E, kreeg de stad een kleinere beter te verdedigen muur van 2680 m. Op de markt staat ook de imponerende O.L.V.-Basiliek met zijn 64 m hoge toren. Aan de zijkant ervan bevindt zich de toegang tot het Teseum met de ondergrondse archeologische site, de kerkschatten en de Romaanse kloostergang. Achter de basiliek illustreert het Europees bekroonde Gallo-Romeins museum het Gallo-Romeinse verhaal van Tongeren.De Moerenpoort (1379) is deel van de middeleeuwse stadsmuur. Na de Romeinse periode was de handelsstad eeuwenlang het mikpunt van invallen en verwoestingen. Door de militaire dreiging van omliggende vorstendommen zoals het graafschap Loon, het hertogdom Brabant en de nabijgelegen Maas- en Rijnlandse gebieden werden tussen 1241 en 1290 de stadswallen gebouwd. Zes poorten op de belangrijkste invalswegen verzekerden de toegang tot de stad. De verdedigingswallen hielden stand tot Lodewijk XIV in 1677 tijdens de Frans-Nederlandse oorlog (1672-1679) de stadsmuren liet opblazen en de stad in brand stak.
Begijnhof Sint-Catharina [0 km]
begijnhof Sint-Catharina (1243→1856 = laatste begijn → 1861)
In Tongeren woonden er vóór 1243 begijnen in de nabijheid van het oude Sint-Jacobsgasthuis, dat toen buiten de Kruispoort gelegen was. In 1245 kregen de begijnen de toelating om een begijnhof te bouwen dat omgeven was door een muur. Om Tongeren te verdedigen tegen invallen werd tussen 1240 en 1290 een omwalling gebouwd rond het centrum. Hierdoor kwam het woongebied van de begijnen buiten de stadsmuren te liggen. In 1257 legden Tongerse begijnen de basis van het Sint-Catharinahof aan de Jeker binnen de stadsmuren aan de Moerenpoort. Moeren verwijst naar het drassige gebied van bossen en weilanden in het stroomgebied van de rivier de Jeker, waarvan het huidige natuurgebied 'De Kevie' deel uitmaakte en waar de stadspoort op uitgaf. Het typisch stadsbegijnhof met vroeggotische kerk en infirmerie bleef in grote mate bewaard. Het Sint-Catherinabegijnhof behoort tot de oudste begijnhoven van Vlaanderen. Het is van het stedelijke type met 8 straten. Het eerste stenen huis dateert van 1614. De begijnenbevolking steeg van 135 begijnen in 1617 naar 253 begijnen in 1664. De boomgaard, het huidige plein ‘Onder de Linde’ werd door uitbreiding in de 17e E volgebouwd. In 1677 bliezen de Franse troepen onder leiding van Lodewijk XIV de stadsmuren op en staken de stad in brand. Door een compromis met de Franse troepen bleef het begijnhof gespaard. Ten gevolge van de Franse revolutie kwam in 1797 het begijnhof onder bewind van de Godshuizencommissie, het latere OCMW. Deploige Joanna Catharina (07/01/1772 - †01/01/1861 in Widooie) was de laatste begijn van het Catharinabegijnhof van Tongeren. Op 30/06/1792 maakte zij haar intrede in het Catharinabegijnhof van Tongeren.
Het begijnhofmuseum Beghina, gevestigd in een authentieke begijnenwoning uit 1660 inclusief middeleeuwse kelder en museumwinkeltje, geeft een inzicht op de levenswijze van de begijnen.
In Tongeren woonden er vóór 1243 begijnen in de nabijheid van het oude Sint-Jacobsgasthuis, dat toen buiten de Kruispoort gelegen was. In 1245 kregen de begijnen de toelating om een begijnhof te bouwen dat omgeven was door een muur. Om Tongeren te verdedigen tegen invallen werd tussen 1240 en 1290 een omwalling gebouwd rond het centrum. Hierdoor kwam het woongebied van de begijnen buiten de stadsmuren te liggen. In 1257 legden Tongerse begijnen de basis van het Sint-Catharinahof aan de Jeker binnen de stadsmuren aan de Moerenpoort. Moeren verwijst naar het drassige gebied van bossen en weilanden in het stroomgebied van de rivier de Jeker, waarvan het huidige natuurgebied 'De Kevie' deel uitmaakte en waar de stadspoort op uitgaf. Het typisch stadsbegijnhof met vroeggotische kerk en infirmerie bleef in grote mate bewaard. Het Sint-Catherinabegijnhof behoort tot de oudste begijnhoven van Vlaanderen. Het is van het stedelijke type met 8 straten. Het eerste stenen huis dateert van 1614. De begijnenbevolking steeg van 135 begijnen in 1617 naar 253 begijnen in 1664. De boomgaard, het huidige plein ‘Onder de Linde’ werd door uitbreiding in de 17e E volgebouwd. In 1677 bliezen de Franse troepen onder leiding van Lodewijk XIV de stadsmuren op en staken de stad in brand. Door een compromis met de Franse troepen bleef het begijnhof gespaard. Ten gevolge van de Franse revolutie kwam in 1797 het begijnhof onder bewind van de Godshuizencommissie, het latere OCMW. Deploige Joanna Catharina (07/01/1772 - †01/01/1861 in Widooie) was de laatste begijn van het Catharinabegijnhof van Tongeren. Op 30/06/1792 maakte zij haar intrede in het Catharinabegijnhof van Tongeren.
Het begijnhofmuseum Beghina, gevestigd in een authentieke begijnenwoning uit 1660 inclusief middeleeuwse kelder en museumwinkeltje, geeft een inzicht op de levenswijze van de begijnen.
ROUTE: → bij kerk; ↑ naar pleintje met lindeboom = Onder de Linde; ← na begijnhofmuseum = Sint-Ursulastraat met begijnhofkapel en infirmerie; → op einde; → voor stadspoort Moerenpoort;
Straatnaam Begijnenstraat [1 km]
ROUTE: ← op einde; → in bocht naar links = Oude Blaarstraat; Knptn 113-86;
Wijnkasteel Genoelselderen [10 km]
Commanderij Alden Biesen [13 km]
De Duitse Orde was, naast de Orde van de Tempeliers en de Maltezer Orde die zich later nog eens opsplitste in de Johannieterorde, één van de middeleeuwse ridderordes die dienden om de pelgrims naar Jeruzalem te beschermen en te verzorgen. Het waren ridders uit het Duitse Rijk, waartoe in de middeleeuwen ook de Nederlanden en Bourgondië behoorden. De Duitse Orde groeide uit tot 300 afzonderlijke balijen. Een balije is te omschrijven als een provincie van een geestelijke orde. Elke balije telde verschillende commanderijen bestaande uit stadsresidenties, kastelen en landgoederen met pachthoeven. Alden Biesen bezat twaalf onderhorige commanderijen in het huidige Belgisch Limburg, Nederlands Limburg en het Duitse Westfalen. Een typische commanderij bestond uit een of meerdere kerken, een grote woning voor de commandeur, gebouwen voor de ridders en voor de aan de ridderlijke orde verbonden priesters en zusters. Commanderijen waren zelfvoorzienend en brouwden daarom vaak hun eigen bier, ze maalden graan en de tienden van de pachters op het landgoed werden in bouwhuizen opgeslagen. De landcommandeur regeerde vanuit de landcommanderij en stond onder het gezag van de Duitsmeester.
ROUTE: Knptn 85-richting 200; ! → op einde kerk;
Bilzen [19 km]
Begijnhof Onze-Lieve-Vrouw van 7 Smarten / Heilige Barbara (1256→1860)
In het midden van de 13e E leefden in Bilzen en omgeving een aantal ‘godsvruchtige dochters’ die van de juffrouwen van Schueren en Rommershoven een onbewoond terrein naast een beek aan de voet van de Borreberg kregen. Zij timmerden zelf een aantal huisjes in elkaar. Door bemiddeling van Renerus, kanunnik van Tongeren, keurde de bisschop van Luik, Hendrik van Gelder, op 24 oktober 1256 de oprichting van het begijnhof goed. Het werd toegewijd aan Onze-Lieve-Vrouw van Zeven Weeën en aan de H. Barbara. Tot 1848 bleef het begijnhof als zodanig functioneren, maar geleidelijk stierven de begijntjes uit. De laatste begijn was Anna Francisca Noël, welke in een van de twee resterende begijnenhuisjes woonde. Nadat zij stierf werd dit huisje in 1890 verkocht. De twee huisjes werden in 2011 verbouwd tot een eengezinswoning en bevinden zich aan het huidige Begijnhof 6. De kern van de huisjes is 17e-eeuws.
Straatnaam Begijnhof
In het midden van de 13e E leefden in Bilzen en omgeving een aantal ‘godsvruchtige dochters’ die van de juffrouwen van Schueren en Rommershoven een onbewoond terrein naast een beek aan de voet van de Borreberg kregen. Zij timmerden zelf een aantal huisjes in elkaar. Door bemiddeling van Renerus, kanunnik van Tongeren, keurde de bisschop van Luik, Hendrik van Gelder, op 24 oktober 1256 de oprichting van het begijnhof goed. Het werd toegewijd aan Onze-Lieve-Vrouw van Zeven Weeën en aan de H. Barbara. Tot 1848 bleef het begijnhof als zodanig functioneren, maar geleidelijk stierven de begijntjes uit. De laatste begijn was Anna Francisca Noël, welke in een van de twee resterende begijnenhuisjes woonde. Nadat zij stierf werd dit huisje in 1890 verkocht. De twee huisjes werden in 2011 verbouwd tot een eengezinswoning en bevinden zich aan het huidige Begijnhof 6. De kern van de huisjes is 17e-eeuws.
Straatnaam Begijnhof
ROUTE: ← op einde; ← na 30 m = over parking; ← grindpad op einde parking voor rivier de Demer; ↑ na brugje over Demer; ↑ Kloosterwal/Ridderwal; → op einde Ridderwal; Knptn 200-504-richting 104;
Kapel van het Geheim Leger [24 km]
ROUTE: Knptn 104-69-567-64-532-62-63;
Rekem [42 km]
Lanaken [46 km]
Waterburcht (12e E) en kasteel Pietersheim
ROUTE: Knptn 54; richting 10;
Kasteel Hocht [48 km]
Smeermaas [52 km]
Grens België/Nederland
ROUTE: Knpt richting 1; ! → door neo-classicistische poort op kasseienstraat richting Grote Markt van Maastricht; ← voor parking; → voor oud kloostergebouw; ← na muur Sint-Andrieskapel; ← langs kloostermuur;
Maastricht [56 km]
In Maastricht woonde in het begin van de 13e E ‘eene vrome dochter in een haar toebehorend huis te Sint-Pieter met eenige gezellinen’. Deze stichting aan de Sint-Pietersberg bouwde een kapel en kreeg als naam het Sint-Catharinabegijnhof (1251→1502). Het werd gesticht door Elisabeth de Molendino, die bij testament (29 september 1350) bepaalde dat haar huis na haar dood zou ingericht worden ‘tot samenwoning van 15 of 16 vrome maagden uit den goeden stand… ten einde daar, onder het bestuur ener overste en onder het toezicht van de Prior en de Lector van het klooster der Dominicanen, godvruchtig te leven’. Sinds 1357 is er over dit ‘begijnenconvent’ niets meer teruggevonden. Mogelijk hebben de ‘begijnen’ zich aangesloten bij de faliezusters die zich in 1470 in Maastricht vestigden. Deze zusters hielden zich hoofdzakelijk bezig met de verpleging van zieken. Nu zijn er in Maastricht aan de Begijnenstraat en het Faliezusterspark nog gerestaureerde huizen van het voormalige Faliezustersklooster te vinden. Er bevonden zich op de zuidelijke Jekertak talloze molens. Slechts één daarvan, de Vief Köpp (Vijf Koppen), ook wel Begijnenmolen genoemd, haalde de 19e E. Maastricht was het zuidelijkste punt in de Noordelijke Nederlanden en zoals in andere begijnhoven aldaar namen de begijnen in 1494 de regel van de franciscaanse Derde Orde aan. Ook in het Sint-Andriesconvent (1264→1426) namen de begijnen deze regel aan. In het centrum van Maastricht bevonden zich verscheidene begijnenconventen. Het hof Zwesteren van Wiric Borneken wordt in 1317 één keer vermeld in een testament. Het zal een der vele huizen betreffen die geschonken werden aan leefgemeenschappen van vrouwen, die we meestal als begijnen aanduiden. Waar het huis stond is niet bekend maar het viel onder de parochie St. Matthias in het noordelijk deel van middeleeuws Maastricht. Een tekst van de site 'Blik op de wereld van 13 en 17 mei 1938' vermeld: "In 1316 kreeg men de geestelijke leiding van een begijnhof, gesticht door een zekeren Wiric Borneke en in 1350 over het begijnhof, dat gesticht was aan de tegenwoordige Begijnenstraat. De Dominikanen traden op als raadgevers van de burgerij. De namen van hun priors vindt men vermeld op officiële stukken naast die van de schepenen der stad en andere hoogwaardigheidsbekleders. Zo nam men in het leven der stad een vooraanstaande en belangrijke plaats in". Het schrift 'Bonne et Servante, uit de geschiedenis van de Maastrichtse vrouw, Maastricht 1986' vermeldt ook de geschiedenis van de 'bekering' van Blinde Stijn (Christina Mulders, ca. 1641), die als begijntje woonde op de Beld, een conventje achter de Sint-Matthiaskerk.
Sint-Andrieskapel en poortrestanten [56 km]
Van het voormalig Sint-Andriesconvent (1264→1426) resten de kapel en gerestaureerde muur en toegangspoort. Dit gebouw stond buiten de eerste stadsmuur en er huisden in de 13e E begijnen. In de Sint Catharinastraat tegenover de Sint-Matthiaskerk lag het Sint Catharinagasthuis en -kapel. Er was ook hier sprake van een begijnenconvent.
ROUTE: ← op voorrangsweg met fietsstroken; → op kasseienstraat richting Grote Markt; → op einde = Grote Gracht; ← na 80 m tegen eenrichtingsverkeer in = Helmstraat; ← op Vrijthof (rechts op het Vrijthof ligt de Sint-Servatiusbasiliek); ! ← op einde Vrijthof = Bredestraat; ! → asfaltweg volgen op kruispunt bij voormalig kerkgebouw = Hondstraat; ! ← voetgangerszone 50 m voor de voormalige Minderbroederkerk = Stenenbrug; ! ↑ na 50 m = Ridderstraat [Begijnhof Hondertmarckconvent]; ← op einde bij koor voormalige Minderbroederkerk; → op einde; ← na Helpoort; → na 20 m; het wit gebouw links is de oude Begijnenmolen;
Helpoort [57 km]
Het Hondertmarckconvent, voormalige Begijnenmolen, Faliezusterklooster en straatnaam Begijnenstraat.
Het Hondertmarckconvent was een begijnenhof in de Ridderstraat, achter het koor van de eerste Minderbroederskerk en in de directe nabijheid van het kapittel van Onze Lieve Vrouwe. Er zijn nog wat bouwresten van bewaard gebleven. De naamgeving 'Hondertmarck' aan het huidige 'ingebreide' nieuwbouwcomplex tussen Ridderstraat en Onze Lieve Vrouweplein gaat terug op dit kloostertje. Later werd dat begijnenhof bekend onder de naam Convent der Zeven Weeën, maar het is niet bekend of dat nog steeds het oorspronkelijke hof was. Over een leefregel is niets bekend. De vroegste vermelding is van 1294 en het hof bestond in elk geval nog in 1377.
De tertiarissen van Sint Dominicus begonnen als een begijnenhof in de buurt van de eerste Minderbroederskerk. De naam doet vermoeden dat het hof in een Derde Orde-klooster omgezet is. De laatste vermelding is van 1357.
Het Hondertmarckconvent was een begijnenhof in de Ridderstraat, achter het koor van de eerste Minderbroederskerk en in de directe nabijheid van het kapittel van Onze Lieve Vrouwe. Er zijn nog wat bouwresten van bewaard gebleven. De naamgeving 'Hondertmarck' aan het huidige 'ingebreide' nieuwbouwcomplex tussen Ridderstraat en Onze Lieve Vrouweplein gaat terug op dit kloostertje. Later werd dat begijnenhof bekend onder de naam Convent der Zeven Weeën, maar het is niet bekend of dat nog steeds het oorspronkelijke hof was. Over een leefregel is niets bekend. De vroegste vermelding is van 1294 en het hof bestond in elk geval nog in 1377.
De tertiarissen van Sint Dominicus begonnen als een begijnenhof in de buurt van de eerste Minderbroederskerk. De naam doet vermoeden dat het hof in een Derde Orde-klooster omgezet is. De laatste vermelding is van 1357.
ROUTE: → op einde = Begijnenstraat [rechts ligt het voormalig Faliezusterklooster]; ← op einde Begijnenstraat; → voor brug = kasseienstraat langs binnenkant middeleeuwse stadsmuur = Nieuwenhofstraat;
Nieuwenhof [58 km]
Het voormalig begijnhof met begijnhofkapel, waar de straat 90° naar rechts draait, maakt nu deel uit van Het University College. Een plaket tegen de muur verwijst naar het begijnhof. Op deze plek bouwden de begijnen in 1482 hun begijnhof, dicht tegen de tweede stadsmuur. De gotische kapel van de Nieuwenhof dateert uit de 15e E, het kloostercomplex is in hoofdzaak uit de 16e E. In de loop van de 16e E ontwikkelde de begijnengemeenschap over in het klooster van ‘tertiarissen van Sint Franciscus’. Aan het begin van de 17e E was de Nieuwenhof een klooster waarin de nonnen een leven in contemplatie en gebed leidden met de ziekenzorg als enige wereldse activiteit. In de Franse tijd werd het klooster opgeheven. In 1796 kreeg de Nieuwenhof een nieuwe bestemming als R.K. Armenhuis voor de opvang van rooms-katholieke behoeftige halve wezen. Eind 19e E namen de Zusters van Liefde, in Maastricht beter bekend als de Zusters onder de Bogen, de meisjesafdeling onder hun hoede. Tot 1980 fungeerde de Nieuwenhof als kindertehuis. De universiteit nam het gebouwencomplex na een ingrijpende renovatie in 1982 in gebruik voor de huisvesting van de in 1979 opgerichte Faculteit der Rechtsgeleerdheid tot deze in 1998 verhuisde naar het voormalige Gouvernementsgebouw en waarna Het University College de Nieuwenhof betrok.
ROUTE: ↑ bomenlaan kruisen (links ligt het Natuurhistorisch Museum Maastricht in het voormalige Grauwzustersklooster); ← op asfaltstraat = Tongersestraat; Knptn 3-12-richting 411;
Kevintsje Sint Maartenshuizen [58 km]
In Maastricht werd het woord ‘conventje’ in het dialect verbasterd tot ‘kevintsje’. Het wordt zonder verder onderscheid gebruikt voor een huis of convent waarin ongehuwde vrouwen samenleefden, al dan niet in een religieuze gemeenschap. 50 m verder op de rechtse hoek met de Groote Looierstraet is in 1715 het Kevintsje Sint Maartenshuizen gesticht door ‘Joffe Helena Frencken. De ongetrouwde en kinderloze Martinus verzocht in zijn testament aan zijn 3 zussen om uit zijn nalatenschap een hofje te stichten. Zijn jongste zus Helena nam deze taak op zich. Aldus werd in 1715 een begijnhof gebouwd met 13 huisjes voor vrome katholieke vrouwen. De huisjes zitten verborgen achter de toegangspoort in de Groote Looierstraet 27 met een geblokte poortomlijsting uit Naamse steen waarin een reliëf van Sint Maarten en een bedelaar aangebracht zijn. In een tijdvers eronder is het jaar van de stichting te lezen.
Fort Sint-Pieter [59 km]Het Fort Sint-Pieter maakte deel uit van de vestingwerken van Maastricht en bood een strategisch uitzicht over de omgeving. Het werd gebouwd in de vorm van een sterrenfort en beschikte over kazematten, bastions en een uitgebreid gangenstelsel dat onder de Sint-Pietersberg liep.
|
ROUTE: Knpt richting 411;
Sint-Pieter [61 km]
Voormalig begijnhof
ROUTE: → bij kerk Sint-Pieter; ← op venterweg voor doorgangsweg; → voorrangsweg oversteken; ← op fietspad na oversteken; ↑ fietspad onder ringweg door; ← voorrangsweg oversteken en over voetgangers- en fietsbrug over de Maas;
voetgangersbrug Hoge Brug Maastricht [64 km]
We volgen nu de HOOFDROUTE vanaf traject 2 vanuit Maastricht tot in Leuven op het einde van traject 4. Link naar traject 2 →→→ |
Na terugkeer op deze pagina door het volgen van de daaraan verbonden link,
volgen we vanaf Leuven de hieronder beschreven route
↓↓↓
Leuven [1259 km]
Het Groot Begijnhof van Leuven (1232→1988 = laatste begijn→...), het oudste begijnhof dat gesticht werd voor 1232, is één van de grootste van de Nederlanden. Het is een typisch stadsbegijnhof waar de huizen gegroepeerd zijn langsheen straten. Het merendeel van de huizen dateert uit de periode 1630-1670, een vijftal huizen dateren uit de 16e E. H. Ze werden opgetrokken in streekeigen traditionele architectuur uit warmrood gekleurde bakstenen, natuurstenen kruiskozijnen voor de vensters en natuurstenen deuromlijstingen. Typisch zijn de talrijke dakkapellen met rondboogvensters. De Dijle die dwars doorheen het begijnhof stroomt, splitst er in twee armen. In 1962 verkocht de Commissie van Openbare Onderstand (nu het OCMW) het hele complex met uitzondering van de Sint-Jan-de-Doperkerk aan de KU Leuven. Het begijnhof biedt vandaag onderdak aan universitaire diensten 450 bewoners waaronder gastprofessoren, medewerkers en studenten. De laatste begijn Julia Wielandt overleed in 1988.
→ aan Sint-Jan-de-Doperkerk met rug naar kerkdeur; ← na 20 m = Rechtestraat; ← na 200 m door poort op einde parking = toegangsweg parking; ← op einde; ! ← door fietstunnel op einde bij ringweg = Heuvel-/Kunststedenroute; Knptn 74-75-73-72-87-88-89-89-96-90-93-98-91-34-richting 18; bij de kapel met lindeboom bij de eerste huizen van Meldert veldweg →; ← op kasseienweg = Begijnenweg; ← bij huizen = Begijnenweg;
We volgen vervolgens de HOOFDROUTE vanaf kilometeraanduiding - 336 km Meldert [1286 km] tot in Tongeren →→→ |